Monumentale werkvloeren: oude ambachten in hun historische omgeving
Weblog
Ambacht en erfgoed zijn onlosmakelijk verbonden. Om historische gebouwen op een goede manier in stand te houden, moet je weten hoe ze ooit gebouwd zijn. Welke materialen gebruikte men toen, en welke technieken? Werken met erfgoed vraagt daarom om vakmensen met specifieke kennis daarvan. Op sommige plekken is de traditie van het historische beroep of ambacht bewaard gebleven, dankzij de combinatie van een monumentaal gebouw, historisch interieur en gereedschappen en machines van vroeger.
Voor dit blog selecteerden onze architectuurhistorici vijf van zulke monumentale werkvloeren, waar de traditie van oude ambachten in hun historische omgeving nog steeds te beleven is.
1. Scheepswerf C.A. Meerman - Arnemuiden
Een van de oudste nog bewaard gebleven scheepswerven in Nederland is te vinden in het Zeeuwse Arnemuiden. De werf werd opgericht in 1763 en kwam met loods, kanthelling en gereedschappen in 1786 in handen van Jacob Meerman. Dit was de start van het familiebedrijf, waar tot 1986 door zeven generaties honderden schepen werden gebouwd.
Tegenwoordig draagt de Stichting Historische Scheepswerf C.A. Meerman zorg voor de publieksopenstelling en het beheer van de werf. Het is een werkende museumwerf waar nog steeds aan historische schepen wordt gewerkt en bedrijvigheid heerst. Het historische deel van de werf bevat meerdere rijksmonumenten en een bijzondere, historisch gegroeide collectie met gereedschappen, machines, hulpmiddelen en mallen. De combinatie van de gebouwen en de hierin aanwezige oude en bijzondere werktuigen maken de werf tot een uitzonderlijk geheel; één grote scheepsbouwgereedschapskist.
Precies 200 jaar was er continuïteit in eigendom en gebruik en dat ervaar je als je de werf bezoekt: het is een reis door twee eeuwen geschiedenis van ambachtelijke scheepsbouw en houtbewerking. De werf is te bezoeken van begin april tot eind oktober. Zie: Werf Arnemuiden.
2. Grote Kerk - Breda
Veel ambachtelijke werplaatsen zijn ook verdwenen. Zo waren er bij kerken in het verleden vaak bouwloodsen, waar vaklieden, waaronder steenhouwers, hun werk konden uitoefenen. Deze gebouwen zijn niet bewaard gebleven. Ze werden na voltooiing van de kerk weer afgebroken. Tegenwoordig wordt het beeldhouwwerk bij restauraties vaak voorbereid in ateliers elders. Een enkele keer wordt nog gekozen voor een tijdelijke bouwloods bij de kerk. Voorbeelden hiervan zijn de restauratie van de Sint-Jan in Den Bosch en de Eusebius in Arnhem.
Begin 20e eeuw werd een grote restauratie uitgevoerd aan de Grote Kerk van Breda. Vaklieden werkten in een loods naast de kerk, die speciaal hiervoor was ingericht. Ook beeldhouwer Lukas van der Meer (1881-1949) voerde daar zijn werkzaamheden uit. Tijdens de restauratie werd hij in 1919 aangesteld door het Rijk. Dat was niet zonder reden: de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg had namelijk vastgesteld dat het beeldhouwwerk dat eerder voor de restauratie was gemaakt, een veel te machinaal karakter had. Het was wel handwerk, maar door de strakke, gladde afwerking oogde het niet zo. Vanaf 1919 werd het beeld- en steenhouwwerk onder leiding van Van der Meer daarom veel levendiger en ruiger uitgevoerd. Aan de zuidkant van het koor is deze verandering nog steeds zichtbaar.
[Tekst gaat verder onder de afbeelding]
Ook bij de huidige restauratie van de Grote Kerk moet her en der natuursteen worden vervangen. Die onderdelen dateren nog van de eerdere restauratie in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarbij wordt de afwerking aangepast aan de oude omgeving. Het steen- en beeldhouwwerk in het gedeelte dat voor 1919 is gerestaureerd wordt strak en glad afgewerkt, en het gedeelte dat na 1919 werd gedaan wordt juist ruig en levendig afgewerkt. De steenhouwers en beeldhouwers die hieraan werken, moeten beide werkwijzen dus goed in de vingers hebben - gelukkig is dat ook het geval.
Op de website van de Grote Kerk is te zien welke restauraties recent zijn gerealiseerd.
3. Rijks Rietvlechtschool – Noordwolde
In Noordwolde werd van oudsher het ambacht van rietvlechten beoefend. In de wintermaanden was dit thuisarbeid voor de arme bevolking. Al in 1897 werden 100.000 stoelen per jaar geproduceerd. Het dorp verwierf daarmee de titel ‘Vlechtdorp van Nederland’.
[Tekst gaat verder onder de afbeelding]
De term ‘rietvlechten’ is overigens enigszins misleidend. Men vlocht namelijk niet met riet, maar met wilgentenen. Vanaf 1900 werd ook gevlochten met rotan, afkomstig van lianen uit Indonesië. Deze thuisarbeid werd gestimuleerd door opeenvolgende dominees. Zij zetten zich ook in voor de stichting van de Rijks Rietvlechtschool, om daarmee het ambacht en de ontwerpen naar een hoger niveau te brengen. Het schoolgebouw uit 1911 is ontworpen door J.A.W. Vrijman (1865-1954). Vrijman was rijksbouwmeester van 1906 tot 1923 en maakte een ontwerp met invloeden van de Neorenaissance en de chaletstijl.
Tot in de naoorlogse jaren waren rotanmeubelen geliefd in het moderne ‘Goed Wonen’ interieur. Een belangrijke bijdrage leverde ontwerper Dirk van Sliedrecht (1920-2010) in samenwerking met het Noordwoldse bedrijf Gebr. Jonkers. Ook andere toonaangevende ontwerpers hebben gewerkt met dit ambachtelijke product. Deze populariteit kon niet voorkomen dat de school in 1969 zijn deuren sloot. In het schoolgebouw is tegenwoordig het Nationaal Vlechtmuseum gehuisvest.
Het museum bezoeken? Kijk op de website van het Nationaal Vlechtmuseum.
4. Kuiperij Meester - Amersfoort
Marinus Meester (1933-2015) was een van de laatste ambachtelijke kuipers in ons land. In zijn woonhuis met werkplaats in de Amersfoortse Hellestraat is te zien hoe hier drie generaties lang houten kuipen en tonnen werden gemaakt, en welk gereedschap hierbij werd gebruikt.
Na het overlijden van Marinus Meester kocht achterbuurman Gijsbert van Hoogevest zijn pand. De restauratiearchitect Van Hoogevest ontfermde zich over het van oorsprong 17e-eeuwse gebouw, in samenwerking met aannemer Legemaat van Elst, een erkend restauratiebedrijf. Het gebouw is constructief hersteld en zeer terughoudend gerestaureerd.
Uniek is dat de volledige inventaris met al het gereedschap behouden is gebleven. Zelfs de petten van Meester hangen nog aan de kapstok. In dit gemeentelijke monument is het écht alsof de tijd heeft stilgestaan. Eigenaar Van Hoogevest heeft het monument voor publiek opengesteld. Vanwege de kwetsbaarheid van het interieur en de aanwezige inventaris is Kuiperij Meester alleen met een gids te bezoeken. Te zien zijn de woonkamer, de werkplaatsen en de armenhuisjes op het achtererf. Voor een bezoek, zie Amersfoortsegidsen.nl.
5. Erve Kots - Lievelde
Een boer die museumdirecteur werd. Dat gebeurde in 1936, toen boer Bernard Weenink besefte dat de Achterhoekse agrarische cultuur zoals hij die kende, verloren dreigde te gaan.
Weenink was in 1934 eigenaar geworden van Erve Kots, nadat Hendrik Kots, de laatste bewoner van de boerderij, was overleden. De archeologische vondsten op het terrein van Erve Kots inspireerden Weenink om rond de oude boerderij een museum te starten over het traditionele boerenbestaan.
Op het erf verzamelde Weenink in de loop der jaren diverse agrarische gebouwen uit de streek, met daarin een uitgebreide inventaris aan werktuigen en machines waarmee boeren vroeger werkten: van grote boerenwagens en ploegen tot klein handgereedschap.
In het begin van de twintigste eeuw werden ambachten die eerder vooral een bijverdienste waren voor de boer heuse beroepen. In de ambachtsstraat in het museum zijn ook die werkplaatsen te zien: van de mandenvlechter, klompenmaker, timmerman en de smid. De machines, zoals die in de houtzagerij, geven een goed beeld van de eerste vormen van mechanisatie in het boerenleven.
Museum Erve Kots, het openluchtmuseum rondom de sinds 1966 rijksmonumentale boerderij, vertelt het verhaal van het Achterhoekse boerenleven: over werken en leven, over ambachten en tradities. Regelmatig wordt bij Erve Kots een Ambachtendag georganiseerd, zie de website van het Achterhoeks Openluchtmuseum voor het programma.