Hendrick M. Sorgh, Jacob Bierens met zijn vrouw Cornelia Haeck, hun drie kinderen en een dienstmeid, 1663
Weblog
Waar komt de man des huizes nu mee thuis? Is hij met zijn jongste zoon gaan vissen en toont hij de vangst? Waarom schilt moeder opeens zelf de appels terwijl ze genoeg personeel zal hebben om dat te laten doen? En waarom ontdoet de oudste dochter duifjes van hun veren, terwijl ze van het bloederige werkje zal gruwen? Tot slot: de keuken is toch niet de plaats waar je een muziekinstrument bespeelt?
Afgebeeld is Jacob Bierens (1622-1664), een welgestelde doopsgezinde Amsterdamse zijdehandelaar met zijn vrouw, Cornelia Haeck (1627-1687), zijn dochter Cornelia (1649-1719), zijn oudste zoon Abraham (1651-1686) en de jongste telg Anthony (1653-1738). Achter bij de waterpomp staat een dienstmeid. Allen kijken naar de vader die met een schaal vis naar binnen komt en Bierens zelf, met een vis bij de kieuwen, kijkt naar de toeschouwer. De familie Bierens woonde tegenover de Oude Kerk in de Warmoesstraat, een wijk in Amsterdam waar veel geloofsgenoten huisden, dicht bij de vismarkt achter de Dam. Het ligt voor de hand te denken dat het familietafereel in dit huis is gesitueerd. De schilder, Hendrick Sorgh (ca. 1611-1670), was een gevierde kunstenaar uit Rotterdam. Hij schilderde het paneel in 1663, een jaar voor Bierens’ dood. Hij was een leerling van Willem Buytewech, specialist op het gebied van rijke, mooi uitgedoste, gezelschappen. Het schilderen van boereninterieurs en marktaferelen was een Rotterdamse specialiteit. Het Rijksmuseum Amsterdam bezit zes werken van Sorgh, waaronder De Luitspeler (1661), een schilderij met een dubbele bodem. Het werk hing op de opzienbarende tentoonstelling Tot lering en vermaak (1976) in het Rijksmuseum. De catalogus die daarbij verscheen was een baanbrekend boek op gebied van de symboliek van Nederlandse zeventiende-eeuwse beeldende kunst.
Ook het schilderij met de familie Bierens heeft een diepere betekenis. Familieportretten werden doorgaans in de pronkkamer gesitueerd en niet in de keuken, waar het rook naar gebraden voedsel, afval en het verstikkend warm kon zijn van de gestookte houtvuren. Hoewel Bierens een rijke zijdekoopman was en een groot huis zal hebben gehad met vele kamers, was de portrettering in de keuken bewust zo bedoeld. De keuken is het zinnebeeld van de vrouwelijke zorg voor het huishouden en de twee vrouwen, zijn echtgenote en hun dochter, staan dan ook pontificaal in het centrum van het beeld. Sorgh materialiseerde met reinheid, orde en zuinigheid de keuken scene. De pater familias wilde hiermee duidelijk maken dat de maatschappelijke groep waartoe zij behoorden, de doopsgezinden, sober en matig waren. De kleding van de vrouwen bevestigt dat nog eens: het werkschort over een eenvoudig onderkleed. Geen sieraden, geen opsmuk, nauwelijks is er verschil met de meid op de achtergrond. De schalen met zoetwatervissen (snoek, baars en karper) duiden behalve op soberheid ook op het geloof. Er zijn vele geloven en opvattingen over richtingen, maar liggen wij niet allen in dezelfde schaal? De verschillende vissen onderstrepen zo de harmonie, die nog eens wordt bevestigd door het viola da gamba spelende kind. Musiceren was het symbool bij uitstek voor harmonie en zo wordt de saamhorigheid van het gezin Bierens aan de beschouwer getoond. De rust in het gezin zou een jaar na de voltooiing van dit schilderij ten einde komen met het overlijden van Jacob. Er is nog meer symboliek: de appels die moeder schilt verwijzen naar liefde en vruchtbaarheid, en ook naar het de overwonnen zonde; de duifjes die de dochter aanstonds gaat plukken zijn het embleem van de nederigheid en wijzen op de liefde van de kinderen voor hun ouders; en dan de kat, als vanouds het teken van erotiek, zit met de rug naar de beschouwer toe en kijkt bedaard naar smeulende vuur. Dat het beest niet de minste belangstelling toont voor de schalen met vette vis, is het toppunt van harmonie. Alles is onder controle. Het lijkt wel of de enige rijkdom die Bierens wil tonen zijn schilderijen zijn, alleen al in de keuken hangen drie grote doeken. Wat ze voorstellen en van wie ze zijn is nog onderwerp van nader onderzoek.
Het werk is in 1958 geschonken aan de Staat der Nederlanden samen met nog zes andere familiestukken door een verre nazaat van Jacob Bierens, Wilhelmina Bierens de Haan - van Riemsdijk. Dit werk hing nog tot diep in de jaren tachtig van de vorige eeuw bij de schenkster thuis. Daarna kwam het naar het rijks depot. Het zou er niet lang hangen, want het is een gewild stuk. Het zou te veel ruimte nemen om alle exposities te noemen waarop het is geëxposeerd. Recent is het getoond in de televisieserie De Gouden Eeuw (4 februari) en het hangt nog tot 1 september omhuld door de penetrante geur van gedroogde stokvis op de tentoonstelling De Gouden Eeuw. Proeftuin van onze wereld in het Amsterdam Museum. Dan gaat het tot en met 15 januari 2014 naar het Catharijneconvent in Utrecht.
Er rest één vraag: wie weet de vervaardigersnaam van de drie schilderijen op de achterwand?