Josef Ongenae, Bogen en diagonalen, 1973
Weblog
Het is niet het meest toegankelijke werk uit de rijkscollectie. Bij titels als Bogen en diagonalen en Machtsontwikkeling van vrije lijnen kan men zich nog iets voorstellen, maar bij benamingen als Devi Tara, Wagad en Raga Todi 1 heeft vrijwel niemand een voorstelling op het netvlies. En omgekeerd verklaren de gekleurde vlakjes van iets verschillende grootte in een schijnbaar willekeurig patroon de titels evenmin. Daarvoor moet men naar de ideeën van de maker.
Machtsontwikkeling van vierkanten
Josef (J.J.M.) Ongenae (Antwerpen 1921 - Amsterdam 1993) raakte tijdens zijn werk op de grote vaart geïnteresseerd in oosterse filosofie en religie. In zijn hut las hij Kant, Hegel, madame Blavatsky, de middeleeuwse mysticus Meester Eckhardt, en de toespraken van Krishnamurti. Onder andere! Terug aan wal trad hij toe tot de Theosofische Vereniging in Antwerpen. Ondertussen was hij gaan tekenen en schilderen met Kandinsky, Picasso en de andere kubisten als grote voorbeelden. Tot het volgen van een kunstopleiding zou het echter nooit komen; Ongenae bleef autodidact. Kort na de oorlog verhuisde hij naar Brussel waar hij (bijna) abstracte composities begon te schilderen. Hij had een verglijkbare ontwikkeling als Piet Mondriaan, die hij overigens niet kende. In Brussel raakte hij bevriend met de Nederlandse beeldhouwer André Volten, die hem overhaalde om in Amsterdam te komen. Dat deed hij in 1950.
Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, bood hem een baan aan in zijn museum. Daar zag Ongenae voor het eerst werk van Mondriaan en Malevitch, dat hij vanwege de volledige abstractie zeer bewonderde. Korte tijd maakte hij een uitstapje naar Theo van Doesburg door te experimenteren met diagonale lijnen, maar dat was het toch niet.
De geometrische abstractie, de verbeelding van de werkelijkheid in puur elementaire vorm, was de juiste leer. Een voorganger van de huidige Rijksdienst, De Rijksdienst Beeldende Kunst, wijdde er in 1988 een tentoonstelling Een nieuwe synthese 1945-1960 aan. Vanzelfsprekend was Ongenae vertegenwoordigd op deze expositie. Ongenae wilde met zijn kunst de harmonisering van de menselijke leefomstandigheden verbeteren. Daarvoor was de samenwerking tussen architecten, stedenbouwers en beelden kunstenaars essentieel. Hij maakte dan ook diverse wandschilderingen op gebouwen in Amsterdam.
Zijn composities bestonden na 1955 uit louter horizontale en verticale rechthoekjes en vierkantjes op een witte achtergrond. Evenals Mondriaan ordende hij zijn kleurvlakken en lijnen naar analogie van muziek: jazz, bebop, maar ook Indiase klassieke muziek. Gewaarwordingen van geluid vertaalde hij in lijnen en kleurvlakken, die vrij in de ruimte moesten zweven. Dat is in dit schilderij, Bogen en diagonalen, uit 1973 goed te zien. Volgens zijn eigen zeggen is hij zijn hele leven bezig geweest met experimenteren om het procesmatige karakter van het bestaan te verbeelden. In 1986 was het gedaan. Hij hield voorgoed op met schilderen.
De Rijksdienst bezit 39 werken van hem. Het merendeel is in de jaren zeventig en tachtig via de Beeldend Kunstenaarsregeling in rijksbezit gekomen. Drie werken werden in 1958 en 1961 gekocht door de Rijksaankoopcommissie. Sandberg en diens conservator Jaffé zullen als commissieleden zeker invloed op die aankopen hebben gehad. Twee werken gingen onlangs naar het Nederlandse Consulaat-Generaal in New York; drie schilderijen gingen naar Staatsecretaris van Financiën Eric Wiebes: Machtsontwikkeling van vierkanten en vrije lijnen rhytme(1958), Veena (1972) en Bogen en diagonalen (1973). Het komt goed met de belastingen.....