Jaap Nanninga, Compositie met vissen, 1949, olieverf op paneel

Weblog

‘Compositie met vissen’ noemde Jaap Nanninga dit werk zelf. En dat is het, niets meer en niets minder. Met een paar lijnen heeft hij zijn onderwerp vlot gepenseeld, in een matte verf die hij zelf samenstelde. Vissen als vormen. Vormen door kleuren. ‘Als ik een ding maak wil ik “de verrassing” beleven, de verwondering. Daarom laat ik de vorm ontstaan in plaats van hem na te bootsen.’

Twee vissen op ronde vorm, daaronder weer vierkante vorm.
Jaap Nanninga (1904-1962), Compositie met vissen, 1949, olieverf op paneel, 33,5 x 42 cm, inv.nr. SZ525

Vissen als vormen

Nanninga volgde in zijn jonge jaren lessen bij Hendrik Werkman en Jan Wiegers, maar ging daarna als reclameontwerper en sneltekenaar aan de slag. Pas tijdens een verblijf in Parijs in de jaren 1946-1948, waar hij les kreeg van Geer van Velde, koos hij definitief voor het kunstenaarschap. Hoewel hij aanvankelijk figuratief schilderde, zoals dit paneeltje uit 1949, ging hij onder invloed van het kubisme en luminisme steeds abstracter werken. De Rijksdienst heeft 14 werken van hem: olieverven en gouaches. Daarin toont hij zich een pure colorist met een heel eigen beeldtaal, met robuuste vormen die door de matte verf toch een hele subtiele uitstraling hebben.

Nanninga was een bescheiden, eenzelvige man, die in een houten gebouwtje op het landgoed Clingendael bij Wassenaar woonde, zonder verwarming of sanitair. Het was zijn atelier, woning en toevluchtsoord ineen. Omdat het hem aanvankelijk niet lukte om kopers voor zijn werk te vinden, deed hij een beroep op de Beeldende Kunstenaarsregeling. Zo kwamen 9 werken in de rijkscollectie terecht. Nadat hij in 1957 zijn eerste solotentoonstellingen in het Stedelijk Museum in Amsterdam en het Gemeentemuseum in Den Haag had gekregen, nam de waardering voor zijn werk snel toe. In 1958 werd hij uitgekozen om samen met Gerrit Benner Nederland te vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië, en het jaar daarop was zijn werk met dat van Karel Appel en Corneille te zien op de Biënnale van Sao Paolo. Toch bleef hij tot zijn dood in 1962 in zijn simpele huisje op Clingendael wonen en werken: ‘Ik heb om te werken verre of vreemde streken niet nodig, en wel omdat alles vreemd is. Zeker de vormen verschillen, het mysterie blijft echter hetzelfde.’