Karel Appel in nieuw perspectief

Zelden lopen beeld en werkelijkheid van een kunstenaar zo uiteen als bij Karel Appel. Dat begon al vroeg in zijn carrière met zijn Ik rotzooi maar wat aan, de gevleugelde uitspraak die hij in 1955 deed in een interview met journalist Jan Vrijman. Enkele jaren later portretteert deze de kunstenaar als een woest schilderbeest in de film 'De werkelijkheid van Karel Appel'. Er ontstond een beeld van een kunstenaar die spontaan en puur vanuit impulsen werkt, met grote gebaren. En wiens manier van werken leidt tot schilderijen die geen lang leven beschoren zijn. Maar was dit wel het geval? Uit recent onderzoek naar zijn werkwijze en materiaalgebruik blijkt juist het tegenovergestelde.

Hoog tijd voor Nederland om hem echt te leren kennen, en deze hardnekkige mythe te ontkrachten. In een unieke mix van disciplines, kunstgeschiedenis, restauratie en natuurwetenschappen, presenteren diverse experts uit binnen – en buitenland tijdens het internationale symposium "Dispelling the Myth of Just Messing Around: New perspectives on Karel Appel’s use of materials and technique" hun onderzoeksresultaten met betrekking tot het werk van Appel. Met hun nieuwste inzichten in zijn verfgebruik en schildertechniek doen ze recht aan de titel van de dag, én aan zijn werk.

Karel Appel aan het werk in zijn atelier in Darien, Connecticut 2001. Hij staat achter een tafel vol kwasten en potten verf, en achter hem staan grote schilderijen tegen de muur.
Beeld: ©Archief Karel Appel Foundation
Karel Appel aan het werk in zijn atelier in Darien, Connecticut 2001.

Doordacht

Recente onderzoeken maken duidelijk dat het beeld van de woest schilderende kunstenaar die zich bediende van slechte materialen en technieken volledig kan worden weerlegd. Het tegendeel blijkt waar: Karel Appel blijkt juist zeer methodisch en gericht te werk te zijn gegaan. De vermeend wilde gebaren waarmee hij verf op het doek leek te smijten, waren doordacht en vaak voorafgegaan door tekeningen. Hij kende de materialen door en door, ook hun kwaliteit en mogelijke effecten. De zachte en druipende verven, waar hij soms om bekritiseerd werd, zijn niet specifiek te relateren aan alleen zijn werk, maar komen vaker voor. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, namelijk dat hij materialen van slechte kwaliteit gebruikte, blijken zijn schilderijen in het algemeen juist in goede conditie.

Amerikaanse schilderes Joan Banach en Karel Appel hebben gedurende hun jarenlange vriendschap veel uitgewisseld. Uit haar verslag komt naar voren hoe zij elkaar gedurende hun jarenlange vriendschap volgden, bezochten en discussieerden over het gebruik van materialen en technieken, het experimenteren, het oplossen van technische problemen, het betekenis geven aan een werk.

Franz Kaiser van de Karel Appel Foundation contextualiseert het werk van de kunstenaar aan de hand van kunsthistorische begrippen zoals spontaniteit en leidt daaruit af de consequentie voor betekenis en de conservering van de werken.

Antonien Rijksen van de Karel Appel Foundation ontdekte in haar onderzoek dat Appel tekeningen gebruikte als startpunt voor zijn schilderijen. Daarmee komt het stereotype beeld van de vermeende willekeurigheid waarmee hij wild gesticulerend verf op het doek aanbracht in een ander perspectief.

Studio Mercatale, Italië, 1993. Foto van tubes verf en potjes olie.
Beeld: ©Archief Karel Appel Foundation
Studio Mercatale, Italië, 1993.

Louise Wijnberg en onderzoekers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) toonden aan dat de vroege werken van Appel in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen nog steeds in goede conditie zijn. Terwijl Appel toen - zeker in de tijd dat hij te arm was om dure materialen te kopen -  zich alleen goedkope huisverven kon veroorloven. Het is zijn zorgvuldige uitvoering waardoor werken de tand des tijds goed hebben doorstaan. Speciaal voor het symposium worden enkele schilderijen uit het depot gehaald en getoond, zoals Abstracte compositie (1950), Stierige kat (1951), Fantastisch wezen (1953) en De val/The Fall (1981).

Ida Bronken, restaurator-onderzoeker in het Nationaal Museum in Oslo, deed onderzoek naar het fenomeen van druipende verven in de schilderijen van Appel en andere kunstenaars van COBRA en Art Autre. Met name hun schilderijen uit de jaren’ 60 vertonen potentiële conserveringsproblemen. De zachte, soms zelfs druipende verven, lijken met name veroorzaakt door relatief dure Franse kunstenaarsverven, die desondanks van minder goede kwaliteit blijken. Daarnaast tonen onderzoekers van de RCE aan dat de omstandigheden (relatieve vochtigheid, temperatuur) van invloed kunnen zijn op de stabiliteit van de verf.

Appel had geen grote voorkeur voor merken en varieerde daarin, zeker in latere perioden toen hij op verschillende plaatsen werkte. Het feit dat zijn werken uit die tijd soms helemaal geen problemen vertonen, geeft aan dat zijn schildertechniek in veel mindere mate hiervan de oorzaak is. Een uitdaging voor conservatoren en restauratoren van moderne schilderkunst.

Symposium maandag 24 juni

Het Karel Appel Symposium vindt plaats in Depot Museum Boijmans Van Beuningen op maandag 24 juni van 09:30 tot 18:00 uur en wordt georganiseerd door Museum Boijmans Van Beuningen, de Karel Appel Foundation en de RCE.