Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
46897
Complexnummer
46895 - Fraeylemaborg
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82770/150
Kadastrale aanduiding
Slochteren P 1726
Slochteren P 1526
Slochteren P 1990
Slochteren P 1716
Slochteren P 1731
Slochteren P 2406
Slochteren P 1718
Slochteren P 1727
Slochteren P 1
Slochteren P 2407
Slochteren P 3
Slochteren P 1719
Slochteren P 1991
Slochteren P 930
Slochteren P 1730
Slochteren P 1988
Slochteren P 1992
Slochteren P 1821
Slochteren P 1527
Slochteren P 1729
Slochteren P 2
Slochteren P 1177
Slochteren P 1987
Slochteren P 1725
Slochteren P 1172
Slochteren P 1178
Slochteren P 928
Slochteren P 1717
Slochteren P 1728
Bij Hoofdweg 30, 9621 AL te Slochteren

Omschrijving

PARKAANLEG. Zeer langgerekt park van aanzienlijke afmetingen, waarvan de rechthoekige gedaante is bepaald door de kavelvorm van de omringende landerijen en de compositie is voortgesproten uit de omwerking en uitbreiding in landschapsstijl van een laat-barokke aanleg, welker twee kenmerkende elementen, n.l. de centrale gezichtsas en de overwegende plaats die door bos wordt ingenomen, zijn gehandhaafd.

Genoemde laat-barokke aanleg is waarschijnlijk in het laatste decennium van de 17e eeuw bij de in de kern 16e-eeuwse borg tot stand gekomen en in de 18e eeuw op enkele punten gemoderniseerd. Nadat reeds voor 1781 enkele ondergeschikte partijen in vroege landschapsstijl waren aangebracht is de meer algemene omwerking en vergroting van het park in deze stijl in verschillende etappes in de eerste helft van de 19e eeuw uitgevoerd, waarbij waarschijnlijk onder meer medewerking is verleend door de tuinarchitect L.P. Roodbaard. In de jongste tijd is een aanzet gemaakt tot het terugbrengen in formele trant van het gedeelte direct achter de slotgracht. Deze wijzigingen zijn tot de ruimtelijke vormgeving en het padenbeloop beperkt gebleven.

Het zich in oost-westelijke richting uitstrekkende terrein bestaat uit het hoofdpark om en achter de borg en het ten westen hiervan liggende overbos. Deze delen worden gescheiden door de haaks op deze as staande Hoofdweg en de daaraan gelegen dorpshuizen met hun erven en door later aangelegde havenbekkens en een snelverkeersweg. Het tussen de huizen 17 en 19 liggende begin van de Boslaan in de as van het park houdt de visuele band tussen de twee parkdelen in stand.

HOOFDPARK en overbos vertonen de volgende indeling:

a. Tussen de Hoofdweg en de buitengracht die de kern van het park omgeeft liggen, in hun oorspronkelijke rechtlijnige patroon gerangschikt en daarbij een zekere regelmaat en evenwicht, maar geen absolute symmetrie vertonend, de oprijlaan en ter weerszijden daarvan, door grachten van elkaar gescheiden, voormalige moestuinen en produktiebosjes.

b. Binnen de buitengracht liggen het door de schathuizen en hun erven geflankeerde voorplein, de borg in haar omgrachting, ter weerszijden waarvan terreinen zijn gelegen die weinig elementen van oude aanleg hebben behouden, en ten oosten daarvan de binnen de buitengracht gevatte, vermoedelijk oudste kern van het "bos", voorzien van open plekken, vijvers en de centrale gezichtslaan in de as en van een patroon van slingerpaden ter weerszijden daarvan.

c. Achter het omgrachte deel van het bos strekt zich het bredere deel van het bos uit, dat in een aanleg van dramatischer karakter o.a. een hoge heuvel, een grote waterpartij en een open terrein bevat, waarin het achterste deel van de centrale gezichtslaan uitmondt.

d. Tussen de buitengracht en de provinciale weg naar Noordbroek ligt een strook weilanden, de Venne genaamd.

e. Tot het park wordt ook het vroeger bij de Fraeylemaborg behorende gedeelte van bovengenoemde weg naar Noordbroek met haar laanbeplanting gerekend.

f. Het overbos, dat van zuiver agrarisch karakter is en enkele boerderijen binnen zijn grenzen bevat, bestaat uit de door bosstroken geflankeerde gezichtslaan in de as, de Boslaan genaamd, en door houtwallen en bosstroken omgeven weilanden te weerszijden daarvan.

Het PARK bevat de volgende elementen van historische aanleg, in het overbos zoveel mogelijk opgesomd van oost naar west en in het hoofdpark van west naar oost.

In het overbos:

I. ----- De langgerekte rechthoekige open ruimten, aangelegd als weiland, gelegen ter weerszijden van de onder II. te noemen bosstroken en grotendeels omgeven door de onder III. te noemen houtwallen, lanen en bosstroken. De zuidelijke strook weiden wordt door de onder IV. te noemen laan en bosstrook doorsneden. De sloten die de weilanden van de onder II. te noemen bosstroken scheiden zijn om praktische redenen aangelegd en spelen geen rol in de compositie.

II. ---- De over de volle lengte van het overbos naar de Groenedijk lopende gezichtslaan (de Boslaan) in de as van de borg, die wordt begeleid door smalle stroken bos waarvan de bomen in aanleg in driehoeksverband zijn geplaatst. De noordelijke strook ontbreekt ter plaatse van de boerderij Boslaan 1; ter hoogte van een ten zuiden van het overbos gelegen boerderij zijn de bosstroken onderbroken teneinde een doorkijk in de as van genoemde boerderij vrij te laten.

III. --- De houtwallen, lanen en bosstroken die de onder I. genoemde open ruimten afsluiten, te weten:

a. Een laan langs de oostzijde van de noordelijke weidestrook, waarschijnlijk in oorsprong aangelegd met een beplanting van vier op gelijke afstanden in vierkantsverband geplaatste zomereiken (Quercus robur), waarvan sinds de aanleg van het aangrenzende havenbekken een rij is verdwenen.

b. Een langs het Slochterdiep gelegen houtwal, die de noordelijke weidestrook aan de noordzijde afsluit. Deze houtwal is ter hoogte van de onder II. genoemde doorkijk onderbroken.

c. Het overgebleven drie/vierde deel van de houtwal langs de zuidzijde van de zuidelijke weidestrook. Deze houtwal is ter hoogte van de onder II. genoemde doorkijk onderbroken (N.B. In aanleg strekte de houtwal zich over de volle lengte van het overbos uit).

d. Het overgebleven twee/derde deel van de bosstrook die op enige afstand van - en parallel met - de sloot langs de Groenedijk is gelegen, welke sloot het overbos in het westen begrensd (N.B. In aanleg strekte deze bosstrook zich over de volle breedte van het overbos uit).

IV. ---- De zuidelijke weidenstrook wordt in dwarsrichting doorsneden door:

a. In het oosten: een laan, aangelegd met twee in vierkantsverband geplaatste rijen beuken (Fagus sylvatica).

b. Aan het huidige einde van de onder III. sub c. genoemde houtwal: een bosstrook, aangelegd met vier rijen beuken (Fagus sylvatica) in driehoeksverband.

Tussen het overbos en het hoofdpark:

V. ----- Het thans geïsoleerde en doodlopende begin van de Boslaan, gelegen tussen de huizen en erven van Hoofdweg 17 en 19, in aanleg beplant met twee rijen bomen in vierkantsverband. Deze beplanting ontbreekt langs de flank van het huis Hoofdweg 19.

In het hoofdpark:

VI. ---- De smalle strook grond tussen de Hoofdweg en de buitenste der onder VII. te noemen waterlopen is in aanleg beplant met een rij zomereiken (Quercus robur).

VII. --- De grachten die de onder IX. tot en met XIII. te vermelden terreinen tussen de Hoofdweg en de buitengracht omsluiten, zoals aangegeven op de aanleg- en structuurkaart. Zij behoren tot het patroon van de laat-17e-eeuwse formele aanleg.

VIII. -- De dam in de gracht langs de Hoofdweg, waarop het houten ingangshek.

IX. ---- De oprijlaan in de as van de borg, gelegen tussen de dam met het ingangshek en de brug over de buitengracht. De oprijlaan is aangelegd als een brede open middenstrook, bestaande uit een rijweg geflankeerd door grasvelden, en ter weerszijden een laanbeplanting, waarvan de oorspronkelijke aanleg in drie rijen bomen bij de aanleg in de 19e eeuw, van twee van de rijweg aftakkende zijpaden tot twee rijen bomen is gereduceerd, behalve over een lengte van twee boomafstanden aan het westelijke uiteinde. Deze beplanting bestond in aanleg waarschijnlijk wat de buitenste rijen betreft geheel uit zomereiken (Quercus robur) en wat de binnenste rijen betreft geheel uit Hollandse linden (Tilia x vulgaris) (N.B. In de zuidelijke binnenste rij zijn een aantal als tijdelijke beplanting bedoelde beuken (Fagus sylvatica) blijven staan. Aan de westelijke kopeinden staan thans enkele paardenkastanjes (Aescules hippocastanum). De oprijlaan behoort tot het patroon van de laat-17e-eeuwse formele aanleg.

X. ----- Twee omgrachte voormalige moestuinen die als elkaars pendant de westelijke helft van de oprijlaan flankeren. Hiervan is de noordelijke door de ligging van particuliere erven op de hoek van de Hoofdweg en de weg naar Noordbroek tot een smalle terreinstrook beperkt. Van de oorspronkelijke aanleg van deze terreinen rest slechts de beplanting met een beukenhaag (Fagus sylvatica) langs de rand van de zuidelijke tuin.

XI. ---- Twee rechthoekige, aan drie zijden omgrachte bosjes, die als elkaars pendant de oostelijke helft van de oprijlaan flankeren. Hiervan is het zuidelijke tussen 1870 en omstreeks 1900 versmald ten gunste van een uitbreiding van het erf van het zuidelijke schathuis, waarvan het toen door een verlegd gedeelte van de onder XIII. te noemen buitengracht is gescheiden. Genoemde bosjes worden aan de zijde van de buitengracht geflankeerd door lanen die in aanleg zijn beplant met zomereiken (Quercus robur).

XII. --- De tot de onder XXII. te noemen weidestrook "de Venne" toegang gevende Koelaan, bestaande uit een evenwijdig met de oprijlaan lopend, oorspronkelijk tussen de erven van de huizen Hoofdweg 22 en 24/26 door naar de Hoofdweg leidend gedeelte en een haaks hierop naar de weg naar Noordbroek leidend stuk, welk laatste na 1870 is aangelegd, toen het deel langs genoemde erven (kadastraal perceel 418) is opgeheven. De Koelaan is in aanleg voorzien van een beplanting met zomereiken (Quercus robur).

XIII. -- De buitengracht om de kern van het park, oorspronkelijk volgens de laat-17e-eeuwse aanleg een rechthoek, maar tussen 1870 en omstreeks 1900, ter vergroting van de parkkern met een reeds eerder aan de Fraeylemaborg toegevoegde, eveneens omgrachte strook grond, ter lengte van deze laatste gedempt en anderzijds om het zuidelijke van de onder IX. genoemde bosjes doorgetrokken, het een en ander zoals de aanleg- en structuurkaart aangeeft. De uitstulping van de gracht ten noorden van de borg gaat ook terug op de laat-17e-eeuwse aanleg. Bij de buitengracht dient sinds de veranderingen van na 1870 de gracht om de bovengenoemde uitbreiding van de parkkern te worden gerekend. Over de buitengracht ligt, als verbinding tussen de oprijlaan en het voorplein, een houten brug met gietijzeren leuningen.

XIV. --- Tussen de buitengracht en de onder XV. te noemen binnen- of slotgracht ligt het ongeveer vierkante, door de twee schathuizen geflankeerde voorplein, waarover de toegangsweg zich om een middenperk in tweeën splitst. Aan de zijde van de onder XIII. vermelde brug zijn twee tuinvazen op sokkels opgesteld. Schuin achter het zuidelijke schathuis een vrijstaande kas op rechthoekige grondslag, opgebouwd uit een groter bouwdeel onder driezijdig schilddak en een kleiner bouwdeel onder zadeldak. Het grote bouwdeel is vermoedelijk kort voor omstreeks het midden van de 19e eeuw gebouwd. Het aan de achterzijde hiervan geplaatste kleinere bouwdeel waarschijnlijk slechts kort hierna. De kas rust op een onderbouw van rode baksteen met daarop staand glas, opgebouwd uit kasramen. In die zin de enige in Nederland bewaarde kas die nog behoort tot de 17e en 18e eeuwse traditie van kassenbouw met opbouw door middel van kasramen. In het uit twee compartimenten bestaande grote bouwdeel in het zuidwestelijke compartiment langs de zijkanten de oorspronkelijke rabatten met kribbe in het midden. In het kleine bouwdeel eveneens de oorspronkelijke rabatten met kribbe in het midden. Pal achter het zuidelijke schathuis een in rode baksteen opgetrokken koude bak op langwerpig rechthoekige grondslag. De bak dateert uit de eerste helft van de 19e eeuw.

XV. ---- De slotgracht om de borg, waarvan de cirkelvormig begrensde uitstulping aan de oostzijde uit de laat-17e-eeuwse aanlegfase dateert en de contouren bij de verandering in landschapsstijl zijn verzacht.

XVI. --- Over de slotgracht ligt, als verbinding tussen het voorplein en de onder XVII. te noemen voorhof van de borg, een houten brug met opklapbaar middenstuk, voorzien van smeedijzeren leuningen, die ter lengte van het opklapbare brugdeel onderbroken en verbonden zijn door kettingen.

XVII. - De voor de borg liggende voorhof, tesamen met de borg een eiland vormend in de slotgracht. De voorhof heeft afgeschuinde hoeken (ontstaan na afbraak in 1781 van de tevoren hier staande hoektorentjes) en is aan de grachtzijden voorzien van bakstenen walmuren, op de hoeken bekroond door vier twee-aan-twee staande siervazen in boerse Lodewijk XIV-vormen, hier opgesteld tussen 1781 en 1839. Aan de zijde van de brug staan, op niet bijpassende, secundair toegepaste 19e-eeuwse sokkels, beelden van Herakles en Athene (laat-16e- of begin-17e-eeuws), afkomstig van het tevoren hier staande poortgebouw en op hun huidige plaats opgesteld na 1839. De aanleg van het voorplein is waarschijnlijk eveneens in de 19e eeuw gecompleteerd met een beplanting van zes Hollandse leilinden (Tilia x vulgaris), drie aan drie geplaatst voor de gevels van de borg.

XVIII. - Ten zuiden van de slotgracht overblijfselen van een aanleg in landschapsstijl die eerst na de verlegging van de buitengracht (tussen 1870 en omstreeks 1900) haar definitieve vorm heeft gekregen. Tot deze aanleg behoren een kleine vijver van gebogen contour en een houten, van een strodak voorzien prieel (voor 1856, luifel 2e helft 19e eeuw).

XIX. --- Ten noorden van de slotgracht, als overblijfsel van de laat-17e-eeuwse aanleg, een beplanting van Hollandse linden (Tilia x vulgaris) in een rij langs de oever en op de noord-oostelijke hoek hiervan.

XX. ---- Als pendant van elkaar, tegenover de noord-oostelijke en zuidoostelijke hoeken van de slotgracht, zijn voor 1856 twee gebeeldhouwde sokkels opgesteld waarop door niet bijpassende deksels bekroonde terracotta urnen.

XXI. --- Ten oosten van de slotgracht is het gedeelte van het park binnen de buitengracht aangelegd met een bos, waarin, gesitueerd op of om de laat-17e-eeuwse as:

a. Een open ruimte, bij de grote verandering inlandschapsstijl aangelegd tussen de slotgracht en de sub c te noemen vijver, wat betreft hun eerste (westelijke) gedeelte ter plaatse van een tuin en wat betreft het tweede gedeelte in de plaats van een deel van de gezichtslaan. Deze ruimte wordt doorsneden door de sub b te noemen vijver en wordt in aanleg omgrensd door bosranden met golvende contour, waarin of waartegen ter verkrijging van kleuraccenten solitairen zijn geplant, waaronder de soorten: zwarte noot (Juglans nigra), iep (genus Ulmus), beuk (Fagus sylvatica), bruine beuk (Fagus sylvatica "Atropunicea"), paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en moerascypres (Taxodium distichum); naast de laatstgenoemde ligt een klein vijvertje. Aan de noordelijke rand van het achterste (oostelijke) gedeelte van de open ruimte is een grote gebeeldhouwde Lodewijk XIV-vaas op dito sokkel opgesteld, die oorspronkelijk met de onder XXVI sub f te noemen vaas een paar heeft gevormd (N.B. Medio 1982 was de omgrenzing van deze open ruimte door opslag verdoezeld, of, wat betreft het gedeelte ten westen van de sub b te noemen vijver, rechtgetrokken).

b. Een dwars gerichte vijver, in de vormen van de landschapsstijl vergraven uit de in de 18e eeuw gemoderniseerde vijver die in de laat-17e-eeuwse aanleg het voorste deel van het park afsloot van het achterliggende bos.

c. Een ronde vijver, onveranderd uit de laat-17e-eeuwse aanleg overgenomen. Deze vijver scheidt de sub a genoemde open ruimte van de sub d te vermelden gezichtslaan. Rondom deze vijver vertoont de aanleg een beplanting met solitairen, onder de soorten waarvan naast de beuken (Fagus sylvatica) vooral paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum) en een bruine beuk (Fagus sylvatica "Atropunicea") opvallen. Op de zuidelijke oever is bij de verandering in landschapsstijl een 17e-eeuws "Pomona" beeld op een niet bijpassende Lodewijk XIV-sokkel opgesteld.

d. Het achter de bovengenoemde ronde vijver liggende deel van de uit de laat-17e-eeuwse aanleg samengestelde gezichtslaan. Die is in aanleg beplant met zomereiken (Quercus robur) (N.B. Medio 1982 waren van deze laanbeplanting slechts fragmenten over); in de aanleg in landschapsstijl heeft de laan de functie gekregen van open ruimte, die niet door een pad begeleid, maar slechts door paden gekruist wordt.

e. Ten noorden van de as een kleine, in oorsprong klaverbladvormige vijver, waarvan de omtrek bij de verandering in landschapsstijl is verzacht.

f. Tegenover de bovengenoemde vijver ligt ten zuiden van de as een vijver in landschapsstijl waarin een eiland.

g. Een stelsel van slingerpaden, waarvan een de sub b genoemde vijver via een brug kruist (N.B. Thans zijn de paden, die in aanleg het voorste deel van de sub a genoemde open ruimte begeleiden, verlegd overeenkomstig het rechttrekken van de omgevende bosranden).

XXII. -- Ten noorden van het centrale parkdeel een weidestrook, de Venne genaamd, gelegen tussen de buitenplaats en de onder XXIII. te noemen Noordbroeksterweg. Deze weiden bevatten om waterstaatkundige redenen aangebrachte kavelsloten en in de zijas van de borg, een ovaal vijvertje met eiland.

XXIII. - Het deel van de Noordbroeksterweg ter lengte van het park is ter hoogte van het achterpark bij de aanleg van de heuvel- en vijverpartij in aansluiting hierop volgens een slingerend tracé herlegd. De Noordbroeksterweg is ter lengte van het park aangelegd met een enkelvoudige laanbeplanting (N.B. Thans is een groot deel van deze beplanting, vooral langs het rechte stuk van de weg, niet aanwezig).

XXIV. -- De gracht om het oudste deel van het achterpark, aan de noordzijde langs de Noordbroeksterweg gelegen en van daar langs de onder XVII. genoemde Venne afbuigend naar der onder XIII. genoemde buitengracht om de kern van het park, waarbij het onder XXVI. sub i te noemen, van de laat-17e-eeuwse aanleg overgebleven deel van een diagonale gezichtslaan wordt omvat. Aan de zuidzijde vertoont de gracht een na 1832 aangebrachte uitbuiging, ter weerszijden waarvan het terrein kunstmatige verhogingen vertoont; de gracht loopt parallel aan - en op korte afstand van - de onder XIII. genoemde buitengracht naar het westen door, tot zij in het naar het zuiden afbuigende deel van genoemde buitengracht uitmondt.

XXV. --- De gracht om het na 1832 aan het achterpark toegevoegde terrein; deze gracht takt af van en mondt uit in de onder XXIV. genoemde gracht.

XXVI. -- Het achterpark is, in aansluiting op de onder XXI. genoemde kern van het park, aangelegd met een bos, waarin zich de volgende elementen van aanleg bevinden:

a. Een in het oostelijke deel van dit parkgedeelte centraal gelegen open ruimte, in overeenstemming met de landschapsstijl asymmetrisch aangelegd met begrenzingen van golvend tracé, die grotendeels door bosranden en ten dele door de sub c te noemen waterpartij wordt gevormd. In deze ruimte loopt de sub b te noemen gezichtslaan een eindweegs door alvorens te eindigen; in haar as is in de oostelijke bosrand een doorkijk uitgespaard. In aanleg is de ruimte gestoffeerd met enige solitairen van verschillende soorten: zomereik (Quercus robur), beuk (Fagus sylvatica) en paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) (N.B. Thans is het noordelijk deel van de open ruimte met opslag dichtgegroeid en waren ook de overige begrenzingen door opslag verdoezeld).

b. het verlengde van de onder XXI. sub d genoemde, uit de laat-17e-eeuwse aanleg stammende gezichtslaan. Het eerste gedeelte hiervan ligt in het bos en wordt halverwege onderbroken door de sub c te noemen waterpartij; het tweede gedeelte staat vrij in de sub a genoemde ruimte en loopt daarin teniet. De laan is sinds de totstandkoming van de aanleg in landschapsstijl vermoedelijk beplant met beuken (Fagus sylvatica). (N.B. Thans zijn grote delen van deze laanbeplanting niet aanwezig).

c. Een langgerekte waterpartij waarvan de kop (vermoedelijk in oorsprong een tot de laat-17e-eeuwse aanleg behorende ronde vijver) in de as van het park ligt en het verdere, kronkelende tracé zich in de noordelijke parkhelft uitstrekt en in het oosten verbinding heeft met de omgrachting. Van deze waterpartij takt een kleine zijarm af; op de plaats van de splitsing is een zgn. driepuntsbrug over het water geslagen.

d. Kunstmatige terreinverhogingen, aangebracht rondom het westelijke deel en langs de noordelijke flank van bovengenoemde waterpartij; dit laatste deel van de verhogingen heeft de vorm van een heuvelrug, die wordt doorsneden door een dal waarover een brug is geslagen. De eerstgenoemde verhogingen en de flank van de heuvelrug aan de zijde van het water hebben in aanleg een tamelijk open structuur, gestoffeerd met solitairen van verschillende soorten waaronder zomereiken (Quercus robur), beuken (Fagus sylvatica), bruine beuken (Fagus sylvatica "Antropunicea"), platanen (Platanus x acerifolia) (N.B. Thans zijn deze terreinen sterk dichtgegroeid).

e. Een zandstenen beeld van de godin Flora (18e eeuw), op een niet-bijpassende sokkel opgesteld in de as van de sub a genoemde open ruimte (N.B. De plaats van opstelling is niet de oorspronkelijk in de aanleg in landschapsstijl ingenomen plaats).

f. Een grote zandstenen vaas met gebuikte sokkel (Lodewijk XIV), opgesteld in het bos bij het uiteinde van de sub c genoemde waterpartij. Deze vaas heeft oorspronkelijk met de onder XXI. sub a genoemde vaas een paar gevormd.

g. Een grote, rijk bewerkte zandstenen vaas met sokkel (Lodewijk XIV), opgesteld in de zuidoostelijke hoek van het oudere deel van het achterpark.

h. Een stelsel van slingerpaden waarvan een over de kruin van de sub d genoemde heuvelrug en de bijbehorende brug loopt en een en ander onder dezelfde brug door is geleid. In het na 1832 toegevoegde deel van het achterpark is een pad langs de rand van het terrein over een verhoging geleid, vanaf welke een uitzicht over de landerijen op de kerktoren van Slochteren bestaat.

i. In de noordwestelijke hoek van het achterpark liggen, als restanten van de laat-17e-eeuwse formele aanleg, een voor de helft nog van de in aanleg bedoelde beplanting met zomereiken (Quercus robur) voorzien fragment van de vroegere noordelijke diagonale gezichtslaan en een fragment van een met een soortgelijke beplanting aangelegde laan die de eerder genoemde laan kruist.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 46895. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Historische aanleg