OOSTELIJK BOUWHUIS. Rechthoekig in witgeschilderde rode baksteen opgetrokken bouwhuis uit ca. 1800 onder met grijze pannen gedekte wolfsdak, waarvan de dakschilden naar onderen iets uitzwenken.

De naar de binnenplaats gekeerde NW-zijde van het bouwhuis wordt door de haaks erop geplaatste muur met rentmeesterskantoor en hondehokken onderbroken. Aan de linkerzijde van het linker gedeelte, alwaar zich oorspronkelijk een runderstal bevond, een onlangs aangebrachte ingangspartij. Rechts hiervan vier deuren, waarvan centraal een groep van twee dubbele halve deuren met halfrond bovenlicht met 4-ruitsindeling. De twee deuren symmetrisch aan weerszijden van deze groep zijn eveneens van een dubbel bovenlicht voorzien; het bovenlicht van de rechter dubbele halve deur vertoont ook een indeling in vier ruiten. In het bovenlicht van de dubbele deur aan de linkerzijde is thans een indeling in twee ruiten. Op de eerste verdieping ongeveer in het midden van dit gedeelte een luik. In het rechter gedeelte van de NW-gevel van het oostelijke bouwhuis,dat als koetshuis in gebruik was, van links naar rechts een 6-ruitsvenster, halverwege de gevelbreedte een dubbel luik, een korfboog-vormige poort met dubbele deuren, een enkele deur en wederom een korfboog-vormige poort met dubbele deuren. Het luik en de deuren zijn van een visgraatmotief in zwart- wit voorzien.

Het dakschild aan de ZO-zijde van het bouwhuis is als lessenaarsdak doorgetrokken ter overkapping van een aanbouw aan deze zijde, waar zich oorspronkelijk een runder- en zeugenstal bevond. Deze aanbouw is onlangs ingrijpend verbouwd. Aan de ZW-zijde van het bouwhuis drie in driehoeks-verband in de topgevel geplaatste ovale vensters.

Alle genoemde venster-, deur-, en luik-kozijnen van het oostelijke bouwhuis zijn van hardstenen omlijstingen voorzien.