Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
521695
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82755/96
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Schinnen A 5154
Schinnen A 5150
Spaubeek B 4192
Moorheide 1, 6174 RZ te Sweikhuizen

Omschrijving

Inleiding

Voormalig RETRAITEHUIS in traditionele bouwstijl, 1946. Gebouwd in opdracht van de Manresastichting te Heerlen, volgens een uit 1945 daterend ontwerp van architect ir. A. Swinkels te Maastricht. Het retraitehuis werd gebouwd ter vervanging van een in 1945 als gevolg van een bombardement verwoeste voorganger. Dit eerste retraitehuis werd in 1923 gebouwd naar een ontwerp van architect Ed. Cuypers te Amsterdam. Aan de herbouw onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werd, in het kader van het streven naar geestelijk herstel en de handhaving van de katholieke zuil, door het bisdom Roermond hoge prioriteit gegeven. Het retraitehuis wordt omgeven door een parkachtige tuinaanleg en is afgelegen gesitueerd in het zuidwestelijke buitengebied van de gemeente Schinnen, op de ten dele beboste noordelijke helling van het Geleenbeekdal. Het retraitehuis bevindt zich bovendien onmiddellijk ten noorden van het spoorwegstation te Spaubeek. De tuinaanleg wordt aan de zuidzijde begrensd door de Geleenbeek, waarover ter plaatse een, eveneens beschermde, in 1942 vernieuwde betonnen TOEGANGSBRUG met bakstenen borstwering is gelegd. Aan de noordzijde van het retraitehuis, op het hoger gelegen plateau, loopt de Oliemolenweg.

\t

Omschrijving

Het retraitehuis heeft een in hoofdvorm langgerekte rechthoekige plattegrond, welke aan de noordwestzijde uitsplitst en ruimte laat voor een gesloten binnenplaats. Het retraitehuis is samengesteld uit een aantal in volume en lagen variërende bouwdelen. De souterrainverdieping, die slechts onder het schip van de kapel en het uitsplitsende bouwdeel aan de noordwestzijde ontbreekt, is als gevolg van de helling van het perceel met name aan de noordoost- zuid-, west- en oostgevels zichtbaar gebleven.

De vormgeving en aaneenschakeling van de bouwdelen wordt bepaald door de functie ervan. Aan de oostzijde een dominant bouwvolume voor de huisvesting van de geestelijkheid met souterrainverdieping, drie bouwlagen en zolderverdieping.

Aan de westzijde loopt het retraitehuis uit in een grote KAPEL. De verbinding tussen voornoemde bouwdelen wordt gevormd door de verblijfsruimten van de retraitanten alsmede hun gezamenlijke recreatie- en voorzieningenruimten. Aan de noordzijde bestaan deze retraitantenverblijven uit opeenvolgende bouwvolumes van respectievelijk drie en vier bouwlagen met souterrain- en zolderverdieping. Hierop sluit een in noordwestelijke richting afbuigend bouwvolume van twee bouwlagen plus zolderverdieping aan. De binnenplaats tussen laatstgenoemd volume en de kapel wordt afgesloten door een verbindingsgang van één bouwlaag.

Aan de zuidzijde van de retraitantenverblijven wordt de ruimte tussen de toren van de kapel en het verblijfsgedeelte van de geestelijkheid geheel gevuld met een verandaruimte van één bouwlaag onder plat met souterrainverdieping. Aan de zuidzijde heeft deze veranda een terras, waarop een brede bordestrap aansluit.

De verblijfsgebouwen worden gedekt door zadeldaken met rode, opnieuw verbeterde rechtsdekkende hollandse pannen. Deze zadeldaken zijn deels gewelfd, deels verzonken tussen kopgevels en deels voorzien van overstekken. Het verblijfsgebouw van de geestelijkheid is het enige bouwdeel, waarvan de noklijn in dwarsrichting ten opzichte van de helling is gelegd. Hoge, decoratief gemetselde schoorstenen op beide dakvlakken.

Onder lessenaarsdaken ingestoken dakkapellen, voorzien van rechthoekige houten kozijnen met één, twee of drie vierruits vensters. De dakkapellen op het zuidelijke dakvlak boven de retraitantenverblijven zijn inmiddels ingestoken onder zadeldaken en voorzien van klauwstukken. Koor en kooromgang van de kapel alsmede de traptoren tegen de zuidelijke kruisarm hebben een half, gewelfd kegeldak met nokpion; het schip, de verbindingsgang, de zuidelijke kruisarm met sacristie een zadeldak; de zuidelijke zijbeuk en korte noordelijke zijbeuk een lessenaarsdak. Alle voornoemde daken van de kapel hebben rood genuanceerde daktegels in Maasdekking. De noordelijke sacristie aan de binnenplaatszijde heeft een plat dak. Het tentdak van de toren wordt bekroond door een met koper gedekte uivormige torenhelm. Betongoten met zinken bak.

Het retraitehuis heeft overwegend stalen vensterkozijnen, zowel rechthoekig als rondboogvormig. Diverse vensters hebben glas-in-lood. Enkelvoudige en dubbele houten deuren, rechthoekig en rondboogvormig met bovenlicht.

Het gebouw heeft een geprofileerde, rood genuanceerde bakstenen plint, een geel genuanceerde bakstenen optrek. Metselwerk in klezoorverband met open voegwerk. Vensterstrekken. Rollagen. Zandstenen plint- en hoeklijsten. Rode keramische dorpeltegels, in het interieur hardstenen vensterbankplaten. Hardstenen gevelafdekkingen, hoeklijsten, gevelornamenten en dorpels.

Het oostelijke bouwvolume met de verblijfsruimten voor de geestelijken telt in de lange oostgevel zes vensterrassen. In de souterrainverdieping vijf rechthoekige stalen zesruits vensters; tussen het eerste en tweede venster aan de zuidzijde een rechthoekige dubbele keukendeur met verticaal ingedeeld bovenlicht. In de eerste bouwlaag vijf verticaal ingedeelde stalen rondboogvensters met achtruits roedeverdeling en rollaag; in de zesde as een verdiepte, ronde hardstenen deurlijst, waarin een rondboogvormige dubbele houten paneeldeur met rond bovenlicht, waarin roedeverdeling en glas-in-lood. Deze entree is bereikbaar via een rond uitgemetselde trappartij met smeedijzeren balustrade. In het souterrain onder het trapbordes drie rechthoekige stalen vensters. In de tweede en derde bouwlaag van de oostgevel een reeks van zes rechthoekige stalen zesruits vensters. De zevende as van de oostgevel is over twee lagen uitgebouwd. In de tweede laag van deze uitbouw bevindt zich het koor van de voormalige huiskapel voor de geestelijkheid. In de eerste laag de uitbouw van de voormalige spreekkamer met drie rondboogvormige stalen drieruits vensters; in de tweede laag drie kleine rondboogvormige stalen drieruits kapelvensters. In de oksel met de hoofdgevel een segmentboogvormig stalen koorvenstertje. Deze uitbouw loopt uit in een klokgevel.

De noordgevel van het verblijfsgebouw voor de geestelijkheid loopt uit in een klokgevel met schouderstukken en is onregelmatig ingedeeld. In de souterrainverdieping een rechthoekig stalen kelderkozijn met kleine roedeverdeling, waarnaast een reeks van drie soortgelijke stalen vensters van de voormalige keuken. In de eerste laag, ter plaatse van de voormalige spreekkamers, vijf rondboogvormige stalen vensterkozijnen met kleine roedeverdeling, drie- en tweegewijs gekoppeld. In de tweede laag de vier hoge rondboogvormige stalen vensters met glas-in-lood van de voormalige huiskapel, waarnaast de drie kleine stalen rondboogvensters van de sacristie. In de derde laag de zeven rechthoekige stalen drieruits vensters van de bibliotheek. Ter hoogte van de zolderverdieping twee tweegewijs gekoppelde, drieruits stalen rondboogvensters. Hoog in de klokgevel een blind oeil de boeuf-venster met omlijsting.

De zuidgevel loopt uit in een klokgevel met schouderstukken. In de souterrainverdieping drie driegewijs gekoppelde rechthoekige stalen vensters; in de eerste laag twee reeksen van driegewijs gekoppelde stalen rondboogvensters met kleine roedeverdeling, ter hoogte van de voormalige refter cq. recreatieruimte van de paters; in de tweede en derde laag vijf rechthoekige stalen vensters met kleine roedeverdeling van de voormalige verblijfskamers van de paters. Ter hoogte van de zolderverdieping twee tweegewijs gekoppelde stalen rondboogvensters in natuurstenen lijsten; hoog in de klokgevel een blind oeil de boeuf-venster met omlijsting.

De westgevel telt aan de zuidzijde, in de vrijgebleven tweede en derde laag, twee rechthoekige stalen vensters met kleine roedeverdeling. In de oksel met de lange zuidgevel een hoog, rechthoekig stalen trappenhuisvenster met kleine roedeverdeling. Aan de noordzijde is één vensteras vrijgebleven, waarin vanaf de eerste bouwlaag gezien achtereenvolgens een rondboogvormig stalen venster met kleine roedeverdeling, een rondboogvormig stalen drieruits venster, een rechthoekig stalen drieruits venster.

De gevels van de retraitantenverblijven aan de noordzijde zijn verdeeld over drie bouwvolumes. Het eerste volume is teruggerooid ten opzichte van het oostelijke bouwdeel, heeft een souterrainverdieping plus drie bouwlagen. In de plint een onregelmatige reeks rechthoekige souterrainvensters en een rechthoekige houten kelderdeur met zijlicht, bereikbaar langs enkele traptreden. In de eerste laag van het eerste bouwvolume een regelmatige reeks van elf grote rondboogvormige stalen vensters met kleine roedeverdeling, waarvan er oorspronkelijk vijf tot de eetzaal, drie tot de recreatieruimte, twee tot de biljartzaal en één tot de zogenoemde scheerkamer behoorden. Dit bouwvolume telt in de tweede en derde bouwlaag, zowel aan de noord- en de zuidzijde, reeksen van elf rechthoekige stalen vensters met kleine roedeverdeling. Per retraitantenkamer was één vensterkozijn voorzien. Tegen de eerste laag van de zuidgevel, tussen de kapel en het oostelijke bouwvolume, een veranda met twaalf venstertraveeën. Centraal in de gevel twee dubbele stalen verandadeuren in rondboogvormige kozijnen met kleine roedeverdeling in de glaspanelen en bovenlichten. Aan weerszijden respectievelijk vijf en vier grote rondboogvormige stalen vensters met kleine roedeverdeling. Deze vensterreeks wordt aan de oostzijde beëindigd door een dubbele, rondboogvormige stalen ingangsdeur met kleine roedeverdeling, bereikbaar via een trappartij met bordes. Onder het ronde, decoratief uitgemetselde bordes een rondboogvormige souterraindeur. In het souterrain onder de veranda enkele tweegewijs gekoppelde, smalle rechthoekige stalen vensters.

Het tweede bouwdeel van het retraitantenverblijf springt wederom vooruit ten opzichte van het eerste bouwdeel, heeft een aanzienlijk hogere noklijn en telt een souterrainverdieping, vier bouwlagen plus een zolderverdieping. De noordgevel is onregelmatig ingedeeld. In de eerste laag een rechthoekig blind venster, in de tweede laag drie tweegewijs gekoppelde, smalle rechthoekige stalen vensters met bovenlicht. Deze geblindeerde vensters zorgen voor de lichtinval ter plaatse van de sanitaire ruimten. In de tweede en derde laag reeksen van drie rechthoekige stalen zesruits vensters, alsmede een geblindeerd rechthoekig stalen bovenlicht van de toileteenheden. In de vierde laag een reeks van vier rechthoekige stalen zesruits vensters. In de top van de vrijgebleven oostgevel een klein rechthoekig venstertje. In de vrijgebleven zuidgevel een hoog stalen trappenhuisvenster met kleine roedeverdeling. In het vrijgebleven deel van de westgevel, aan de binnenplaatszijde, heeft elke bouwlaag plus de zolderverdieping een reeks met twee cq. drie rechthoekige stalen zesruits vensters. In de derde laag bovendien een rechthoekig verticaal ingedeeld stalen bovenlicht.

Het derde bouwdeel van het retraitantenverblijf is enigszins teruggerooid, telt twee bouwlagen plus een zolderverdieping en heeft een in noordwestelijke richting afbuigende plattegrond. Aan de lange gevelzijden heeft dit bouwdeel over twee bouwlagen telkens vijf vensterassen. In de noordgevel rechthoekige stalen zesruitsvensters, in de zuidgevel smalle rechthoekige stalen gangvensters met een horizontale indeling. In en tegen de oorspronkelijk blinde kopgevel zijn in beide bouwlagen en ter hoogte van de zolderverdieping nooduitgangen en brandtrappen aangebracht. Op de beide dakvlakken zijn telkens twee niet-authentieke dakkapellen onder plat aangebracht, elk met een rechthoekig achtruits venster.

Tegen de zuidgevel van voornoemd derde bouwdeel is, tussen de vierde en de vijfde vensteras, de smalle en geboogde verbindingsgang naar de sacristie gebouwd. Deze gang sluit de binnenplaats tussen de kapel en de retraitantenverblijven aan de westzijde af. Deze gang heeft in de westelijke buitengevel een reeks van vier horizontaal ingedeelde stalen rondboogvensters, in de oostelijke binnenplaatsgevel drie van dergelijke vensters waartussen een rondboogvormige buitendeur is geplaatst. De KAPEL, die aan de westzijde op de veranda aansluit, heeft een onregelmatige kruisvormige plattegrond. Aan weerszijden van het schip kleine zijbeuken onder lessenaarsdaken, waarin per travee een biechtstoel is ondergebracht. In de zuidelijke kruisarm een sacristieruimte waarachter een rond uitgemetseld trappenhuis. De noordelijke kruisarm bestaat uit een sacristie van één bouwlaag onder plat, die vanwege de beperkte ruimte op de binnenplaats in lengterichting tegen het schip is gebouwd. Als gevolg hiervan is de noordelijke zijbeuk met biechtstoelen ingekort. Aan de westzijde wordt de kapel afgesloten door een aanzienlijk halfrond koor met kooromgang, als geheel voorzien van een souterrainruimte. Aan de oostzijde van de kapel, tussen het schip en de veranda en dwars tegen de retraitantenverblijven, een bouwvolume met zangkoor en toren.

Het schip van de kapel telt vier traveeën, onderling gescheiden door zich verjongende steunberen met bovenafdekking. Per travee in de zijbeuk twee rechthoekige biechtstoelvenstertjes, in de lichtbeuk een rondboogvormig glas-in-lood venster. De zuidelijke kruisarm loopt uit in een in- en uitgezwenkte topgevel met hardstenen afdekking. In de souterrainverdieping, de eerste en tweede bouwlaag zijn respectievelijk twee, een en drie rondboogvormige stalen vensters geplaatst. In de oostelijke gevel van de kruisarm per laag respectievelijk twee, twee en drie rondboogvormige stalen vensters. Het rond uitgebouwde trappenhuis aan de westzijde heeft in de ronde buitenwand twee reeksen rechthoekige stalen vensters met glas-in-lood alsmede een rondboogvormige buitendeur. De gevel van het trappenhuis wordt bekroond door een lijst met trapsgewijs uitlopend metselwerk, alsmede een muizentand decoratie.

Het grote ronde koor met kooromgang sluit de kapel aan de westzijde af. In de souterrainverdieping en op de begane grond zijn in de buitengevel rondboogvormige stalen vensters met glas-in-lood geplaatst, twee voor elk van de zes kapellen in beide lagen van de kooromgang. De gevel van het koor loopt uit in een lijst met dubbele muizentand decoraties, onderbroken door decoratieve bakstenen gootconsoles. De sacristie in de kleine noordelijke kruisarm heeft aan de binnenplaatszijde driegewijs gekoppelde vensters.

De TOREN heeft in de zuidgevel ter hoogte van de eerste bouwlaag drie rondboogvormige stalen vensters, ter hoogte van de tweede laag een rondboogvenster en daarboven in elke vrije gevelzijde een rechthoekig venster. Onder de goot van het torendak in elke gevelzijde een aaneengesloten reeks van vijf geboogde galmgaten met natuurstenen verdeelzuilen. Het retraitehuis is geconstrueerd met dilatatievoegen tussen de samenstellende volumes.

In het interieur is de indeling op diverse punten gewijzigd. De scheidingswanden tussen enkele retraitekamers zijn verwijderd; in de veranda, thans eetzaal, is een nieuwe keukenvoorziening gemaakt met behoud van de oorspronkelijke lambriseringen en plafonds; in de eetzaal is een nieuwe zelfbedieningscounter plus een ten dele verlaagd plafond; de oude recreatiekamers met eetzaal zijn vergroot; op elke verdieping is een grote toileteenheid ingericht.

In dit interieur zijn onder meer van belang de houten paneellambriseringen en het cassetteplafond van de veranda; het kapelinterieur in schoon metselwerk van gele baksteen, met onder meer ribgewelven in het schip en een koepelgewelf met ribben in het koor. De ribben zijn deels uitgevoerd in mergel. Pilasters met hardstenen kapitelen, voorzien van Bijbelse voorstellingen. Kapelentree met dubbele paneeldeuren, bovenlicht en geboogde strek. In de kooromgang, zowel in het souterrain als op de begane grond, kleine kapellen met kruisribgewelven. De crypte onder het priesterkoor heeft een bakstenen koepelgewelf met ribben. Onder de viering, voorafgaand aan de crypte, een grote ruimte met tongewelf in dwarsrichting. Zangkoor met bakstenen kruisribgewelf, mergelribben en sluiting.

Waardering

Het voormalige retraitehuis is van zeer grote cultuurhistorische waarde en van algemeen belang als specimen van een typologische ontwikkeling en vanwege de bijzondere verbondenheid met de culturele, religieuze en sociaal-maatschappelijke situatie in Limburg gedurende de periode van de industriële mijnontginning in de twintigste eeuw.

De architectuurhistorische waarden van het retraitehuis worden bepaald door de bouwstijl, het belang van het ontwerp voor het oeuvre van architect A. Swinkels, de esthetische kwaliteiten van dit ontwerp, het materiaalgebruik en de samenhang tussen de vormgeving van exterieur en de indeling van het interieur.

Het retraitehuis is van betekenis vanwege de situering, van belang voor het aanzien van de streek en beschikt over een ruimtelijke relatie met de omringende groenvoorzieningen en de plaatselijke bodemgesteldheid.

Het retraitehuis wat betreft exterieur en interieur in hoge tot redelijk hoge mate gaaf bewaard gebleven. Ook is het gebouw van belang in relatie tot de visuele gaafheid van de omgeving.

Bovendien beschikt het retraitehuis in nationaal perspectief over een redelijk tot hoge typologische en functionele zeldzaamheidswaarde.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Religieuze gebouwen Kapel (F) Kapel(F1)

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1946
1946
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Traditionalisme
stijlzuiver