Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
525295
Complexnummer
525294 - Mijnbouwkunde
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82924/108
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Delft A 9888
Mijnbouwstraat 120, 2628 RX te Delft

Omschrijving

Inleiding

Bij de Technische Hogeschool voor Mijnbouwkunde en Petroleumwinning behorende UNIVERSITEITSGEBOUW dateert van 1912 en is van de hand van de rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs J.A.W. Vrijman. Vrijman ontwierp het gebouw in de stijl van de Neo-Renaissance. Het gebouw doet tevens dienst als Mineralogisch-geologischmuseum voor een grote verzameling van mineralen, gesteenten, fossielen en ertsen van Nederland, Nederlans-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen. De collectie wordt in de gangen van het gebouw en in een speciale toonzaal op de eerste verdieping (oostzijde) in oorspronkelijke toonkasten tentoongesteld. Oorspronkelijk fungeerde een ijzeren hekwerk als erfafscheiding. Het beeldhouwwerk bij de ingang is gesigneerd Augt. Alexander fec. 1911.

Het gebrandschilderd glas in het hoofdtrappenhuis gedenkt de periode 1940-45 en is ondertekend J.S. te Delft.

In de jaren zestig heeft onder leiding van het bureau bouw- en onderhoudszaken van de Technische Hogeschool Delft een verbouwing plaatsgevonden, waarbij onder meer de zolderverdieping verbouwd is.

Omschrijving

Het gebouw bestaat uit een gesloten bouwblok met twee binnenplaatsen van ongelijke grootte. De lange vleugels parallel aan de Mijnbouwstraat bestaan uit twee bouwlagen met afgeknot zadeldak, terwijl de noordzuidgerichte verbindingsstukken variëren in hoogte en dakvorm. De verbindingsvleugel aan de westzijde bestaat uit twee bouwlagen met afgeknot zadeldak. Aan deze vleugel bevindt zich in het midden een paviljoen van drie bouwlagen met zadeldak, waarin zich het trappenhuis naar het souterrain (onder de westvleugel) bevindt. In de zuidelijke oksel hiervan is een tweelaagse uitbouw met afgeknot schilddak gebouwd. Ter lichttoetreding van het souterrain zijn er rondom koekoeken, die afgeschermd worden door ijzeren hekken. In de centrale verbindingsvleugel van twee bouwlagen met plat dak bevindt zich het hoofdtrappenhuis. De verbindingsvleugel aan de oostzijde bestaat uit één bouwlaag met een plat dak. Op de zuidwest-, zuidoost- en noordoosthoek bevinden zich risalerende hoekpaviljoens van twee bouwlagen met schild- resp. zadeldaken. Aan de zuidzijde bevindt zich een groot, centraalgelegen paviljoen, waarin zich de entree bevindt. Ook in het midden van de lange noordvleugel bevindt zich een risalerend paviljoen. Op de grote, westelijke binnenplaats is - tegen de zuidzijde van de noordvleugel - een uitbouw van één bouwlaag met een plat dak gebouwd. Aan deze binnenplaats bevinden zich ook twee uitgemetselde, halfronde torentjes, die de daklijst doorsnijden en een achtkantige, met leien bekleedde spits hebben. De met blauwe leien (oorspronkelijke dakbedekking, aanwezig op prominente dakschilden) en asfalt shingles in Maasdekking gedekte daken worden doorsneden door drie typen dakkapellen te weten: een smal type 'dakhuisje' met een enkel venster en/of luik en schilddak met twee eindschildjes bekleed met lood; een forser type met dubbele ramen, fronton en zadeldak; en een vanuit de gevel opgetrokken gemetselde kapel met klokgevel, T-venster met meerruits bovenlicht en zadeldak. De hoeken van de nokken zijn uitgerust met ranke, loden pirons. Het schilddak van het centrale entreepaviljoen is uitgerust met een gemetselde dakruiter met een hoge, samengestelde, loden torenhelm. De goten bestaan uit houten bakgoten met klossen en originele vergaarbakken, met uitzondering van de dakrand van het zuidwestelijke paviljoen, die bestaat uit een gebakken kraalrand. Het standaard venstertype op de eerste bouwlaag bestaat uit een breed getoogd venster met een driedelig samengesteld raam. De drie bovenlichten zijn uitgevoerd als vaste - en klepramen en bevatten roeden. De hardstenen lekdorpel fungeert als doorlopende waterlijst en vormt zo visueel de afsluiting van een denkbare plint. Op de verdieping en in de lage vleugels bevinden zich getoogde vensters met een enkel, vast raam met bovenlicht. Als variatie daarop komt een dubbel draairaam met bovenlicht voor. De middelste verbindingsvleugel bevat een aantal afwijkende vensters, namelijk kleine, door de lekdorpels gekoppelde rondboogvensters en een groot rondboogvenster met glas-in-lood ter hoogte van het trappenhuis. Alle ramen zijn van hout met uitzondering van dit traplicht. Traptreden, dorpels, neuten, de constructieve en decoratieve onderdelen van de hoofdingang, dekbanden, raamdorpels, spuwers, afdekkingen van topgevels en dakvensters etc. zijn uitgevoerd in hardsteen of Roche d'Euville. Trapbalustrades, bordesleuningen, gevelankers en windvanen etc. zijn uitgevoerd in gesmeed ijzer. De voorgevel bestaat uit een centraal, risalerend entreegedeelte met aan weerszijden een vleugel, op de westelijke hoek twee paviljoens en op de oostelijke hoek eveneens een paviljoen. Het entreepaviljoen bestaat uit drie traveeën met in totaal zeven venstersassen. Het middelste, drie traveeën brede deel is hoger opgetrokken en voorzien van een top in de stijl van het Hollands Manniërisme. De topgevel heeft hardstenen dekplaten, een waterlijst en ter bekroning een beeld met een leeuw, die een wapen vasthoudt. De middenas heeft een convexe, Roche d'Euville entreepartij met een inpandige entree, een erker op de verdieping en daarop een balkon. De entree is verrijkt met een beeldhouwwerk, waarbij twee allegorische figuren met aambeeld, hamer en mijnbouwlampje een rolwerk met de tekst "Instituut voor Mijnbouwkunde" flankeren. De erker bevat drie rechtgesloten vensters en wordt gesteund door consoles. Het balkon is uitgevoerd met een opengewerkte balustrade. Deze risalerende middenas is opgetrokken in hardsteen. In de vijf traveeën lange linkervleugel is de gevel ter hoogte van twee traveeën hoger opgetrokken en uitgevoerd met een manniëristische topgevel. Tussen de twee hoekpaviljoens bevindt zich een 'tussenlid' met op de begane grond een veranda met hardstenen dorische zuilen en rondboogarcade. De inpandige pui bestaat uit hout en glas en bevat dubbele terrasdeuren. Het 'tussenlid' is afgesloten met een opengewerkte, bakstenen balustrade. De westelijke kopgevel van dit paviljoen bevat twee grote, rondboogvensters met samengestelde ramen. De noordgevel van dit paviljoen is uitgevoerd met een gemetselde erker op consoles op de verdieping. Deze erker heeft een kleine klokgevel in het midden. De rechter vleugel bestaat uit zes traveeën, die alle zijn uitgevoerd met een verhoogde gevel met een klokgevel en getoogd T-venster met meerruits bovenlicht. Op de hoek risaleert de gevel en is de topgevel, net als aan de noordzijde van dit hoekpaviljoen in de stijl van het Hollandsch Manniërisme gedetailleerd.

INTERIEUR. Het nagenoeg gave interieur heeft de historische indeling grotendeels behouden. De gangen bevinden zich telkens aan de binnenzijde van de vleugels, uitkijkend op het binnenterrein. De lokalen bevinden zich aan de buitenzijde. De kamers van de professoren waren en suite met de nevenruimten verbonden, zodat zij niet de gangen over hoefden. De oefenzalen bevonden zich aan de noordzijde: de grote zalen met originele tafels, vaste kasten en zuurkasten zijn nog grotendeels intact. De tafels en kasten zijn in naaldhout uitgevoerd, terwijl de zuurkasten van glas en staal zijn vervaardigd. Ook op de uiterste hoek van de zuid-oost vleugel bevindt zich nog een volledig intact laboratorium. De museumvleugel werd voorzien van extra fundatie in verband met het gewicht van de collectie stenen. De constructie bestaat uit geklinknagelde stalen kolommen en profielen. Het pand is voorzien van gewapend betonnen ondervloeren (gangen, lokalen, trapportalen) met granitovloeren, granieten bordestrappen met smeedwerk en houten handlijsten, houten trap met gesneden trappaal, tochtdeuren met glasdeuren en zij- en bovenlichten. De staalprofielen van de verdiepingsvloeren zijn in het zicht en hebben in voluutvorm uitgevoerde consoles. Overigens bevat een aantal kantoren oorspronkelijk vaststaand meubilair, als werkbladen en kasten. Collegezaal A (in uitbouw westelijke binnenplaats) en collegezaal C (zuidelijke vleugel, eerste verdieping) zijn oorspronkelijk met houten collegebanken, toonbank en bordkasten. De vergaderzaal in het centrum van de zuidelijke vleugel bevat houten lambrizeringen, vaste kasten, houten balkenlaag en ingebouwde (omtimmerde) radiatoren. In de gangen staan houten toonkasten voor de mineralen en hangen houten affichekasten.

Waardering

Het universiteitsgebouw voor Mijnbouwkunde en Petroleumwinning is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde

- als uitdrukking van een functie en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft;

- als voorbeeld van de Neo-Renaissance, vanwege de plaats die het inneemt in het oeuvre van de rijksbouwkundige Vrijman en vanwege de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de detaillering en het interieur, die alle een hoge mate van gaafheid hebben.

Het gebouw voor Mijnbouwkunde en Petroleumwinning heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het De Vries Van Heystplantsoen en de ruimtelijk-functionele en visuele relatie met de omringende gebouwen van de TU.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 525294. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Cultuur, gezondheid en wetenschap Onderwijs en wetenschap Universiteitsgebouw

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1912
1912
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Neo-Renaissance
stijlzuiver

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Vrijman, J.A.W. ; Drenthe
architect / bouwkundige / constructeur