Verplichtingen voor de eigenaar
De Erfgoedwet legt eigenaren van beschermde cultuurgoederen enkele verplichtingen op. Deze zijn vooral van administratieve aard en gaan over de verplaatsing van het voorwerp of de verzameling. Toezicht op de naleving van de wet ligt bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed.
Vermissing of diefstal
Vermissing of diefstal van een beschermd cultuurgoed moet direct aan de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed gemeld worden. Contactmogelijkheden vindt u op de website van de Inspectie. U doet er ook goed aan bij de politie aangifte te doen. De Inspectie kan hierbij assisteren en haar contacten bij de politie inschakelen.
Tijdelijke binnenlandse verplaatsingen
Als u een beschermd cultuurgoed tijdelijk binnen Nederland verplaatst, bijvoorbeeld voor een tentoonstelling of restauratie, moet u dit doorgeven aan de Inspectie. Zo heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) altijd zicht op de verblijfplaats van het cultuurgoed.
Stel ook de tijdelijke bezitter of bruikleennemer op de hoogte van de verplichtingen die samenhangen met de beschermde status. Het is aan te raden hiervoor een schriftelijke overeenkomst (bruikleencontract) op te stellen. Leg onder andere vast door wie de Inspectie geïnformeerd wordt over bijvoorbeeld veranderingen van de verblijfplaats, schade aan het voorwerp en vermissing, en wanneer diegene dat moet doen. Hiervoor kunt u gebruik maken van een model bruikleenovereenkomst dat musea toepassen.
Binnen Nederland in eigendom overdragen
Het is toegestaan een beschermd cultuurgoed binnen Nederland te verkopen, vooropgesteld dat het voorwerp binnen Nederland blijft. De voorgenomen verkoop en de naam en het adres van de nieuwe eigenaar moeten worden gemeld aan de Inspectie. Zo blijft de minister van OCW op de hoogte van de verblijfplaats van het voorwerp. De verkoper is bovendien verplicht de koper te informeren over de beschermde status. Alle verplichtingen omtrent het voorwerp gaan over op de nieuwe eigenaar.
Tijdelijke buitenlandse verplaatsing
Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming vooraf een wettelijk beschermd voorwerp tijdelijk naar het buitenland te brengen, bijvoorbeeld voor een tentoonstelling of restauratie. Alleen de minister van OCW kan hiervoor toestemming verlenen. U kunt uw melding én verzoek om toestemming richten aan de Inspectie, die vervolgens zorgt voor de juiste ondertekening. U hoeft voor de toestemming dus geen afzonderlijk verzoek bij de minister van OCW in te dienen.
Naast schriftelijke toestemming is voor tijdelijke uitvoer buiten de Europese Unie een uitvoervergunning nodig voor voorwerpen boven een bepaalde waarde en ouderdom, volgens Verordening (EG) nr.116/2009. Een aanvraag hiertoe kunt u doen bij de Belastingdienst/Centrale Dienst voor In- en Uitvoer.
Definitieve buitenlandse verplaatsing
Voor definitieve uitvoer of verkoop van een beschermd cultuurgoed aan een persoon of instantie in het buitenland is vooraf toestemming nodig van de minister van OCW. Een verzoek voor toestemming moet bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) worden ingediend. De minister kan bedenkingen aanvoeren tegen de verplaatsing van het voorwerp naar het buitenland. De bedenkingen worden bekendgemaakt en in ieder geval in de Staatscourant geplaatst. Gedurende 6 weken kunnen mogelijke kopers zich wenden tot de RCE. Na afloop van de termijn van 6 weken gelden de bedenkingen als een aanbod tot aankoop door de Staat.
U kunt uw verzoek voor definitieve uitvoer of verkoop van een beschermd cultuurgoed per brief indienen. U stuurt uw brief naar:
De minister van OCW
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Postbus 1600
3800 BP Amersfoort
In uw brief vermeldt u:
- om welk cultuurgoed het gaat (minimaal titel, vervaardiger en een omschrijving)
- of u de eigenaar bent van het cultuurgoed
- indien u niet de eigenaar bent, namens wie u optreedt
- de huidige verblijfplaats van het cultuurgoed
- de toekomstige verblijfplaats van het cultuurgoed