Vraag en antwoord over auteursrecht
Wat mag je met een kunstwerk of andere creatie die je niet zelf hebt gemaakt? Aan de hand van voorbeelden uit de praktijk beantwoorden we de meest gestelde vragen over auteursrecht. Deze vragen zijn ondergebracht in de 4 thema's die u hieronder ziet.
Vraag & antwoord
Let op: er is hieronder van uitgegaan dat een kunstwerk minder dan 70 jaar geleden gemaakt is en dat de vraagsteller eigenaar is van het kunstwerk.
-
Publicatie
-
- Een museum besluit foto’s van zijn collectie hedendaagse kunst op de museumwebsite te plaatsen om zo een groot publiek digitaal toegang te verlenen tot de collectie.
- Een museum besluit om de foto’s van een onlangs overleden fotograaf integraal op zijn website te plaatsen.
- Een museum ontsluit zijn collectie hedendaagse kunst via Europeana
Nee dat mag niet. Voor het publiceren of verspreiden van foto’s of films van cultuurgoederen die onder het auteursrecht vallen [i.c. kunstwerken jonger dan 70 jaar na de dood van de maker] is toestemming van de rechthebbende nodig. Voor die toestemming mag de rechthebbende een vergoeding vragen. De toestemming kan namens de rechthebbende verleend worden door een collectieve beheersorganisatie als Pictoright.
Als de maker van een cultuurgoed zijn auteursrecht schriftelijk heeft overgedragen of een licentie voor gebruik heeft verleend aan het museum door middel van een tweezijdig getekend document, is er geen probleem en kan het werk op de website worden geplaatst.
- Hedendaagse kunst – die wordt afgestoten – wordt op een internetveiling te koop aangeboden
De eigenaar / bezitter / houder van een cultuurgoed mag dat werk verveelvoudigen en/of openbaar maken voor zover dat noodzakelijk is voor de openbare tentoonstelling of openbare verkoop daarvan. Hieronder valt ook een internetveiling.
-
Je mag (zelfgemaakte) foto’s van kunstwerken in de openbare ruimte zonder toestemming van de rechthebbende gebruiken, ook online. De foto moet wel aan een aantal eisen voldoen.
Deze uitzondering, ook wel bekend als ‘Panoramavrijheid’, heeft als belangrijkste eisen dat het kunstwerk zich permanent of langdurig in de openbare ruimte bevindt en dat het wordt afgebeeld ‘zoals het zich aldaar bevindt’. Zie ook de Auteurswet, artikel 18.
Een openbare ruimte is in principe voor iedereen vrij toegankelijk en hoeft niet buiten te zijn. Ook publieke overheidsgebouwen of winkelcentra zijn openbare ruimten, maar een museum niet.
-
Nee dat mag niet.
Een uitzondering vormt de thuiskopie of privé kopie. Je mag een kunstwerk namaken voor ‘eigen oefening, studie of gebruik’, maar deze is dan alleen bedoeld voor eigen persoonlijk gebruik. Zie ook de Auteurswet, artikel 16b en 16c.
-
Het maakt niet uit of een afbeelding op hoge of lage resolutie wordt gebruikt. Het mag gewoon niet. Het aanpassen van de resolutie, de kleur en het formaat van een fotokunstwerk kan bovendien gelden als ‘bewerking’. Bewerking is volgens de Auteurswet verboden zonder toestemming van de rechthebbende. Deze beperkingen gelden ook bij gebruik van afbeeldingen van kunstwerken op het intranet.
-
Nee.
-
Voor musea is het steeds relevanter om collecties op internet digitaal zichtbaar en toegankelijk te maken. Het auteursrecht brengt met zich mee dat een rechthebbende zich tegen het digitaal zichtbaar maken van zijn werk kan verzetten. De rechthebbende kan toestemming verlenen door het uitgeven van een licentie.
Ten eerste is van belang om te bezien in hoeverre de betreffende werken nog auteursrechtelijk beschermd zijn. Het auteursrecht op een werk eindigt 70 jaar na de dood van de maker, te rekenen vanaf de eerste januari, volgende op het jaar waarin de maker is overleden. Na deze tijd behoren werken tot het publieke domein en rusten er geen auteursrechten meer op.
Voor de werken waarvoor van de rechthebbende geen toestemming is om het digitaal te tonen biedt de Auteurswet voor bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea en archieven een mogelijkheid om op computers die zijn verbonden met een besloten netwerk deze beelden beschikbaar te stellen aan het publiek voor onderzoek of privé-studie. Dit betekent dat het publiek naar het gebouw van de collectiebeheerder moet komen om de collectie te raadplegen.
Bij afbeeldingen van werken is het belangrijk om altijd ook te bezien of er auteursrecht rust op de foto van het werk. Is dit het geval dan moet ook van de fotograaf toestemming worden verkregen voor het digitaal zichtbaar maken van de afbeelding.
-
De maker van een kunstwerk, in eigendom van een museum neemt contact op met het museum en geeft aan dat hij als rechthebbende niet wil dat het kunstwerk nog getoond wordt aan het publiek. Het maakt onderdeel uit van een deel van zijn oeuvre waar hij afstand van heeft genomen.
Als een kunstenaar een kunstwerk inclusief de auteursrechten overdraagt aan een nieuwe eigenaar dan beperkt de kunstenaar hiermee zijn bevoegdheden. Een kunstenaar die eenmaal zijn auteursrechten vrijwillig heeft overgedragen, kan hier niet zomaar op terugkomen.
Na het overdragen van de auteursrechten behoudt de kunstenaar de persoonlijkheidsrechten (zie ook de Auteurswet, artikel 25). Deze rechten kunnen niet worden overgedragen. Persoonlijkheidsrechten brengen met zich mee dat de kunstenaar zich kan verzetten tegen aantasting en wijziging van het werk. Persoonlijkheidsrechten geven de kunstenaar niet de mogelijkheid om zich te verzetten tegen het verder tonen van zijn werk.
De redelijkheid en billijkheid kan wel met zich meebrengen dat bij zwaarwegende bijzondere omstandigheden, die door partijen niet vooraf waren te voorzien, een tussenoplossing moet worden gevonden in het geval een kunstenaar niet meer wil dat zijn werk wordt getoond. Voorbeelden zijn dat duidelijk het jaar van uitgave wordt vermeld of dat de auteursnaam niet of zeer bescheiden wordt vermeld.
-
-
Kopie en replica: afgeleide werken
-
Een voorbeeld is de vraag of het is toegestaan om een Rietveld stoel na te maken.
Het maken van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken is verboden, tenzij je hiervoor toestemming hebt van de maker of rechthebbende(n).
Hierop zijn drie uitzonderingen:
- Het maken van een thuiskopie of privé kopie is toegestaan (zie de Auteurswet, artikel 16b en 16c). Je mag dus voor thuisgebruik de Rietveldstoel namaken, maar je mag deze niet als Rietveldstoel commercieel verhandelen.
- Ook het maken van een parodie is toegestaan (zie de Auteurswet, artikel 18b). De Auteurswet zegt dat een parodie moet voldoen aan de regels die binnen het maatschappelijk verkeer zijn geoorloofd. Wat die regels zijn laat ruimte voor interpretatie en deze kunnen ook in de loop der tijd veranderen. In het algemeen kun je stellen dat een parodie niet beledigend mag zijn voor de maker en dat je niet meer elementen mag overnemen van het origineel dan noodzakelijk zijn voor herkenning.
- Een andere uitzondering is het citeren (zie de Auteurswet, artikel 15a). Je mag citeren zonder toestemming, maar net zoals bij de parodie is dit gebonden aan regels die voldoen aan wat binnen het maatschappelijk verkeer is geoorloofd. De meest belangrijke regel is dat het citaat inhoudelijk relevant moet zijn, je niet meer mag citeren - “gebruiken” - dan nodig voor het citaat en dat je altijd de bron en naam van de maker duidelijk moet melden. Het citaat moet duidelijk een functie hebben. Bijvoorbeeld om een wetenschappelijk werk of betoog te ondersteunen of uit te leggen, een idee duidelijk te maken of om het betreffende beeld aan te kondigen, te bekritiseren of te bespreken. Het citaat mag geen illustratieve functie hebben, bijvoorbeeld omdat het zo'n leuk plaatje is. Hergebruik van beeld als versiering is dus niet toegestaan. Als je een plaatje gebruikt mag je het niet aanpassen, maar je moet het precies weergeven, wel mag je een detail eruit lichten. Het werk moet al eerder openbaar zijn gemaakt (een ongepubliceerd werk mag je niet gebruiken om uit te citeren).
-
-
Vernieling en vernietiging
-
Een kunstwerk dat als folie geplakt is op de ruiten van een school wordt vernield door voetballende jongeren. Personeel van de school gooit vervolgens de ruiten weg.
Als een kunstenaar een kunstwerk verkoopt, kan de kunstenaar zijn auteursrechten slechts voor een deel overdragen. De kunstenaar houdt als rechthebbende in ieder geval persoonlijkheidsrechten (zie de Auteurswet, artikel 25). De persoonlijkheidsrechten brengen met zich mee dat het kunstwerk niet beschadigd of aangetast mag worden. Het geheel vernietigen daarentegen van een kunstwerk hoeft geen inbreuk op het persoonlijkheidsrecht te zijn.
Dit betekent echter niet dat een eigenaar een kunstwerk altijd mag vernietigen. De eigenaar moet bij vernietiging van een kunstwerk voldoende rekening houden met de belangen van de kunstenaar en mag geen misbruik van zijn recht maken. De eigenaar moet bij de keuze voor vernietiging van een beschadigde kunstwerk rekening houden met de verhouding tussen zijn eigen belang om het kunstwerk te vernietigen en het belang van de rechthebbende om het kunstwerk te behouden. De eigenaar moet bepalen of in het licht van deze belangen in redelijkheid tot vernietiging kan worden overgegaan. Er zal eerder sprake zijn van misbruik van recht naarmate er minder exemplaren van een kunstwerk bestaan. Als het gaat om een uniek exemplaar, dan kan van een eigenaar verwacht worden dat alleen tot vernietiging wordt overgegaan als er bijvoorbeeld sprake is van zeer hoge herstelkosten. Ook zal de eigenaar voor het vernietigen de rechthebbende in de gelegenheid moeten stellen het werk te documenteren.In het geval van onherstelbare schade (total loss) zal de eigenaar het kunstwerk willen vernietigen. Het is mogelijk om de rechthebbende op de hoogte te stellen van de beschadiging en te vragen of de rechthebbende behoefte heeft om de restanten van het kunstwerk terug te nemen.
In het voorbeeld is het foliekunstwerk – nadat het is beschadigd – meteen vernietigd en is de rechthebbende niet vooraf op de hoogte gebracht. Dit is vervelend maar betekent niet meteen dat de eigenaar verkeerd heeft gehandeld. In het voorbeeld is van belang dat het foliekunstwerk digitaal is ontworpen. Het zou dus opnieuw geprint zou kunnen worden. Er is dus geen sprake van een uniek exemplaar. Door het vernietigen van het foliekunstwerk wordt de rechthebbende derhalve niet de mogelijkheid ontnomen om de kunstwerken opnieuw te fabriceren en aan het publiek te tonen.
-
Een collectie ingelijste prenten en tekeningen die is opgeslagen in een kelder heeft ernstige waterschade opgelopen door een lekkage als gevolg van een heftige regenbui. De werken zijn zo beschadigd dat wordt overwogen om ze te vernietigen.
Op grond van de persoonlijkheidsrechten van de rechthebbende kan van de eigenaar verwacht worden dat hij alleen tot vernietiging overgaat als hiervoor een gegronde reden is. Relevant is hoe beschadigd de prenten en tekeningen zijn. Is er nog een mogelijkheid tot herstel of zijn ze total loss? Als er een mogelijkheid is tot herstel is van belang welke kosten hiermee gemaakt zouden moeten worden en bijvoorbeeld hoe deze kosten zich verhouden tot de waarde van de werken. Nu papier en water slecht samen gaan, zal in dit geval herstel niet meer mogelijk zijn. De eigenaar kan voorafgaand aan de vernietiging een redelijke inspanning doen om de rechthebbende te achterhalen en hen te vragen de beschadigde werken te documenteren en/of terug te nemen. Kunstwerken waarvan de rechthebbende – na een redelijke inspanning – niet vindbaar zijn kunnen worden vernietigd. Datzelfde geldt voor werken waarin de rechthebbenden geen interesse hebben in terugname.
-
Mag een kunstwerk dat geïntegreerd is in een gebouw worden vernietigd als dat gebouw wordt gesloopt?
Een kunstwerk kan nagelvast verbonden zijn met een gebouw; bijvoorbeeld een muurschildering of een betonreliëf. Bij het voornemen tot sloop van het gebouw kan het voortbestaan van het kunstwerk bedreigd worden.
Ook hier zijn de persoonlijkheidsrechten van de rechthebbende relevant (zie de Auteurswet, artikel 25). In het kader van de persoonlijkheidsrechten van de rechthebbende kan van de eigenaar verwacht worden dat alleen tot vernietiging wordt overgegaan als hiervoor een gegronde reden is. Denk aan een verouderd gebouw van een ziekenhuis dat gelet op de huidige eisen van de tijd vervangen moet worden. Zonder gegronde reden zal het slopen van de werken misbruik van recht zijn en kan de rechthebbende dit voorkomen. De eigenaar moet voor het slopen van het gebouw de rechthebbende in de gelegenheid stellen om de werken in situ te documenteren.
Naast de verplichtingen van de eigenaar gelet op de persoonlijkheidsrechten van de rechthebbende is belangrijk te vermelden dat sloop van het gebouw niet in alle gevallen tot vernietiging van hieraan verbonden kunstwerken hoeft te betekenen. Kunstwerken die onderdeel zijn van een gebouw, zoals gevelkunst, kunnen (met toestemming van de rechthebbende) worden uitgenomen en herplaatst in nieuwbouw.
-
Een kunstenaar heeft op een plein een fontein gerealiseerd die waterstralen op steeds wisselende hoogte omhoog spuit. De pompen werken niet naar behoren waardoor er onvoldoende afwatering is en het effect zoals de kunstenaar dat heeft bedoeld niet wordt bereikt. De eigenaar van de fontein overweegt om het kunstwerk te vernietigen.
Op basis van het auteursrecht is een rechthebbende niet verplicht om ervoor te zorgen dat een bewegend kunstwerk goed functioneert. Mogelijk is de maker van het werk hiertoe wel verplicht op basis van de overeenkomst tussen de maker en de eigenaar waarin de eigenaar de maker opdracht heeft gegeven om het kunstwerk te maken. Zo kan het zijn dat in de afspraken tussen de maker en de eigenaar is afgesproken dat het werk aan bepaalde eisen moet voldoen of dat de maker een garantie geeft dat het werk bijvoorbeeld vijf jaar lang volgens bepaalde eisen zal functioneren. Dit zijn dan afspraken die tussen partijen gelden. Het auteursrecht stelt dergelijke eisen niet.
Zoals nader beschreven bij de vraag over vernieling van een kunstwerk brengen de persoonlijkheidsrechten (zie de Auteurswet, artikel 25) van de kunstenaar met zich mee dat de eigenaar bij de keuze om een kunstwerk te vernietigen voldoende rekening moet houden met de belangen van de kunstenaar. Als het kunstwerk een uniek exemplaar is, dan kan de eigenaar niet overgaan tot sloop van het kunstwerk zonder een gegronde reden en moet de eigenaar de kunstenaar in de gelegenheid stellen om het werk te documenteren. Een gegronde reden kan zijn dat de kosten van het onderhouden van het werk zo hoog zijn dat deze niet meer in verhouding staan tot de kosten die zijn gemaakt om het kunstwerk te vervaardigen.
-
-
Wijzigen en veranderen
-
Bij geometrisch abstracte schilderijen komt het voor dat kleurvlakken verouderen. Een voorbeeld is dat witte vlakken een grijze waas krijgen en minder wit worden. Deze veroudering maakt de geschiedenis van het werk zichtbaar. De kunstenaar is het hier niet mee eens en wil met een witte kwast het witte vlak weer echt wit maken.
Een kunstenaar blijft na het overdragen van het auteursrecht in principe bevoegd in het werk wijzigingen aan te brengen (zie de Auteurswet, artikel 25, vierde lid). Dit betekent niet dat de kunstenaar alles aan het kunstwerk mag wijzigen tegen de wil van de eigenaar in. De wijzigingen moeten redelijk en algemeen geaccepteerd zijn. Nu het belang van de zichtbaarheid van de veroudering van kunstwerken breed is gedragen zullen wijzigingen door een schilder in een schilderij niet toegestaan zijn.
Een voorbeeld waarbij een maker wèl een wijziging kan aanbrengen is te vinden buiten het erfgoeddomein. Bij het herdrukken van een boek is de schrijver wel bevoegd om een wijzigingen aan te brengen.
-
Van bestaande kunstwerken kunnen weer nieuwe kunstwerken worden gemaakt. Een voorbeeld is het kunstwerk ‘Resetting’ in Den Haag. Het beeldenreliëf van Jacques van Rhijn is door de Britse kunstenaar Toby Paterson verwerkt tot een nieuw kunstwerk.
De persoonlijkheidsrechten (zie de Auteurswet, artikel 25) brengen met zich mee dat een kunstenaar het recht heeft zich in meer of mindere mate te verzetten tegen wijzigingen die worden aangebracht in het werk.
Als het gaat om wijzigingen die geen afbreuk doen aan de aspecten die het werk juist bijzonder maken – de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk – dan kan de kunstenaar zich hiertegen alleen verzetten zolang dit redelijk is. Zo zal een kunstenaar zich niet kunnen verzetten tegen wijzigingen die voor het publiek niet zichtbaar zijn.
Ook voor wijzigingen die wel afbreuk doen aan de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk, maar niet leiden tot reputatieschade, geldt dat de kunstenaar zich hiertegen alleen in redelijkheid kan verzetten.
Als er vanuit het behoud van het kunstwerk of het gebruik van het gebouw waar het kunstwerk staat of hangt een goede reden is om het kunstwerk te wijzigen, zal de kunstenaar zich minder snel in redelijkheid tegen wijziging kunnen verzetten.
Wijzigingen die wel afbreuk doen aan de auteursrechtelijk beschermde trekken van een werk zijn: misvormen of verminken. Ze worden ook wel aantastingen genoemd.
Een kunstenaar kan zich verzetten tegen een aantasting die leidt tot reputatieschade. Om te bepalen of sprake is van reputatieschade moet een inschatting worden gemaakt van de opvatting van het publiek. Hierbij kan relevant zijn de aard en de ernst van de aantasting, de mate van bekendheid van het werk en de maker bij het publiek, de reden voor de wijziging, de waarneembaarheid daarvan voor het publiek en de tijd die reeds is verstreken tussen de voltooiing van het werk en de aantasting.
In zijn algemeenheid is het raadzaam om bij het voornemen tot wijziging van een kunstwerk de kunstenaar of rechthebbende te betrekken. Met toestemming van de kunstenaar kan een kunstwerk worden hergebruikt of gewijzigd.
-
Een museum heeft een kunstwerk, dat gemaakt is als een analoge film, gedigitaliseerd en gekopieerd om het te conserveren en gebruikt de digitale versie om het kunstwerk te tonen. De kunstenaar ziet dat zijn werk op schermen worden getoond in plaats van analoog geprojecteerd zoals hij het bedoeld heeft. Het was volgens de kunstenaar nooit de bedoeling om zijn werk digitaal te laten zien en hij maakt hier als rechthebbende bezwaar tegen.
Net als bij de vraag over hergebruik en aanpassen van een kunstwerk zijn hier de persoonlijkheidsrechten van belang (zie de Auteurswet, artikel 25). Een kunstenaar heeft het recht om zich in meer of mindere mate te verzetten tegen wijzigingen die worden aangebracht in zijn werk. Ook als de kunstenaar de eigendom van het werk heeft overgedragen aan een ander.
In deze casus moet de vraag worden gesteld of de analoge drager onderdeel is van de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk. Gezien het verschil in beleving tussen analoog geprojecteerde beelden en beelden digitaal op een scherm kan gezegd worden dat de keuze voor een analoge drager onderdeel is van de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk. Het digitaal tonen van het werk kan dus een aantasting zijn. Vervolgens is relevant of het digitaal tonen van het kunstwerk zal leiden tot reputatieschade van de kunstenaar. Hierbij moet een inschatting gemaakt worden van de opvatting van het publiek en de mate van bekendheid van het werk en de maker bij het publiek. Ook is van belang of er een goede reden is voor de wijziging. In dit geval kan het bijvoorbeeld zo zijn dat het analoog tonen van de beelden onpraktisch is in de betreffende ruimte. Verder kan gekeken worden of de wijze van het tonen van de beelden zo kan worden ingestoken dat voor het publiek het nog steeds analoge trekken heeft.
In deze casus is de kans groot dat niet zonder toestemming het kunstwerk op een digitale wijze kan worden getoond. Het is dus zaak om in gesprek met de kunstenaar over het tonen van de beelden beslissen.
-
Bij herinrichting van de openbare ruimte komt aan de orde dat een geplaatste sculptuur – door de kunstenaar in opdracht gemaakt specifiek voor die plek – niet past in de plannen. Het kunstwerk staat er al enige tijd en is in minder goede staat.
Net als bij de vraag over hergebruik en aanpassen van een kunstwerk zijn hier de persoonlijkheidsrechten van belang (zie de Auteurswet, artikel 25). Een kunstenaar heeft het recht om zich in meer of mindere mate te verzetten tegen wijzigingen die worden aangebracht in zijn werk. Ook als de kunstenaar de eigendom van het werk heeft overgedragen aan een ander.
Als een kunstenaar een werk heeft gemaakt voor een specifieke plek en de aanwezigheid op die plek onderdeel uitmaakt van het kunstwerk, dan kan verplaatsing van het kunstwerk een aantasting van het werk zijn. Een kunstenaar kan zich verzetten tegen een aantasting die leidt tot reputatieschade. Zo zal de verplaatsing van een sculptuur, specifiek gemaakt voor een prominente plek in de stad naar een plek in een buitenwijk, gezien kunnen worden als een aantasting die leidt tot reputatieschade. In een dergelijk geval kan het kunstwerk niet zonder toestemming worden verplaatst.
Als het gaat om een kunstwerk dat niet aantoonbaar voor een specifieke plek is gemaakt dan zal een verplaatsing meestal geen aantasting van het werk betekenen.
De eigenaar moet bij het besluit om het gebouw met kunst te vernietigen voldoende rekening houden met de belangen van de rechthebbende. Als het gaat om een uniek exemplaar, dan kan van de eigenaar verwacht worden dat alleen tot vernietiging wordt overgegaan als er een gegronde reden is voor vernietiging. De eigenaar is verplicht de rechthebbende in de gelegenheid stellen om het werk in situ te documenteren.
Bij het voornemen om een kunstwerk in de openbare ruimte te vernietigen is van belang dat er sprake kan zijn van een misbruik van recht als zonder gegronde reden tot vernietiging wordt overgegaan. In dit kader is een onderzoek naar de staat van het kunstwerk en de mogelijkheid tot herplaatsing relevant. Bij een onderzoek naar herplaatsing is het niet voldoende om de kunstenaar enkel aan te bieden het kunstwerk op eigen kosten terug te nemen of om het lokale museum te vragen het kunstwerk in de collectie op te nemen. Kunst in de openbare ruimte betreft meestal grote, zware objecten die niet gemakkelijk gehanteerd kunnen worden. Ook zal bij een uniek exemplaar van een kunstwerk de kunstenaar de gelegenheid moeten worden gegeven om het werk in situ te documenteren.
Een mooi voorbeeld van verplaatsing in samenspraak met de kunstenaar is de verplaatsing van het ‘Tegelreliëf’ van Ad Dekkers. Dit werk werd in de jaren zeventig op de patio van een mbo-school in Gouda gerealiseerd en kon door een uitbreiding van de school veertig jaar later niet gehandhaafd worden.
Vanwege de slechte staat van de tegels van het reliëf werd in overleg met de rechthebbende - de zoon van Ad Dekkers - besloten tot een reconstructie. Een geschikte plaats voor het reliëf werd gevonden in de door Mien Ruys ontworpen tuin bij het gebouw van de voormalige weverij ‘De Ploeg’ in Bergeijk.
-