Herkomstonderzoek cultuurgoederen 1933-1945

Herkomstonderzoek wordt gedaan om de herkomstgeschiedenis in de periode 1933-1945 van kunstobjecten zo volledig mogelijk in kaart te brengen.

Roof van kunstvoorwerpen door het nazi-regime

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door het nazi-regime op grote schaal kunstvoorwerpen geroofd, voor een belangrijk deel afkomstig van joodse eigenaren. Duizenden andere kunstvoorwerpen moesten onder dwang of voor een te lage prijs worden verkocht. In Duitsland werden joden echter al vanaf 1933 vervolgd, en in Oostenrijk vanaf 1938. Kunstwerken met een dergelijke geschiedenis kunnen in Nederlandse musea terechtgekomen zijn of zich in de NK-collectie (Nederlands Kunstbezit-collectie) bevinden. Via vele omwegen kunnen ook jaren na de oorlog dergelijke objecten verworven zijn door Nederlandse musea. Het doen van herkomstonderzoek naar objecten in de eigen collectie of bij mogelijke nieuwe aanwinsten is om deze reden van groot belang zodat rechtsherstel alsnog kan plaatsvinden.

Voor het doen van herkomstonderzoek naar cultuurgoederen 1933-1945 is een handreiking geschreven met een aantal basisstappen.

Resultaten van (eerdere) onderzoeken

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) doet onderzoek naar de herkomst van objecten in de NK-collectie. Hiermee bouwt de RCE voort op het werk dat Bureau Herkomst Gezocht eerder verrichtte. Het onderzoek is ondertussen uitgebreid naar de periode 1933-1940. Alle resultaten zijn terug te vinden via wo2.collectienederland.nl. Hierin vindt u gegevens over de NK-objecten, de herkomst­geschiedenis ervan en de restitutiestatus. De komende jaren worden de gegevens verder geactualiseerd en uitgebreid.

Bureau Herkomst Gezocht

In de jaren negentig ontstond hernieuwde aandacht voor naoorlogs rechtsherstel. Tussen 1998 en 2004 verrichtte het Bureau Herkomst Gezocht (BHG) onderzoek naar de herkomstgeschiedenis van de objecten uit de NK-collectie. De bevindingen uit dat onderzoek zijn gepubliceerd op wo2.collectienederland.nl. Op deze website zijn ook de kunstwerken vermeld die zijn opgegeven als vermist, maar nooit door de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) zijn teruggevonden.

Museale Verwervingen

In Nederlandse musea kunnen kunstwerken aanwezig zijn die niet in de NK-collectie zitten. Bijvoorbeeld omdat ze pas vele jaren na de Tweede Wereldoorlog verworven zijn. De Nederlandse musea hebben onder leiding van de Museumvereniging in twee fasen onderzoek gedaan naar de herkomst van kunstwerken in hun collecties; Museale Verwervingen 1940-1948 en Museale Verwervingen vanaf 1933.

Tijdens dit onderzoek, waar in totaal 163 musea aan deelnamen, is een inventarisatie gemaakt van 173 objecten waarvan het vermoeden bestaat dat ze tussen 1933 tot 1945 geroofd, geconfisqueerd of gedwongen verkocht zijn. Op 31 december 2018 kwam het onderzoeksproject formeel tot een einde. De resultaten zijn in 2023 overgedragen aan de RCE.

In een korte film is de praktijk van het onderzoek in beeld gebracht aan de hand van een schilderij uit de collectie van Paleis Het Loo.

In juli 2009 hebben we de musea en andere instellingen 
aangeschreven, heel wijd, met de mededeling:   

Er is een commissie, en de directeur van de museum-
vereniging en de voorzitter van de commissie nodigen u uit om deel te nemen aan dit onderzoek.

Wij zijn er wat later mee gestart, 
maar hebben onze collectie ook geanalyseerd. 

En daar is dat schilderijtje naar voren gekomen, 
wat voormalig Joods bezit is.

Het is natuurlijk een leuk geheel met dat 19e-eeuwse lijstje
en dat 19e-eeuwse schilderijtje. 

Mooi gesigneerd.

En hier komt de stalmeester,
met een paard.

En is dat nou hetzelfde paard als dit?
Dat zou zomaar kunnen.

Vervolgens is gekeken, wat is de 
herkomstgeschiedenis van dit schilderij. 

Het is ooit een keer op een veiling gekocht, in 1980.

Ik heb dus goed begrepen dat er in 1946
aangifte van vermissing is gedaan.

En sindsdien ontbrak elk spoor,
tot het dan in 1980 op de veiling kwam.

Er kwamen nogal wat brieven binnen
bij de Stichting Nederlands Kunstbezit.

Van 'ik ben dit of dat verloren' of 
'mijn moeder vertelde mij dit en dat, zus en zo'.

Die brieven werden op een gegeven moment
wel afgehandeld, maar men was heel streng.

Je moest het natuurlijk kunnen herkennen,
maar je moest bewijsmateriaal hebben.

Dus dat gaf na de oorlog heel erg veel irritatie.

Brieven waarin stond: 'hoe kan u van ons vragen,
dat als er op de deur gebonkt wordt...'

'dat wij dan nog even onze aankoop-
nota's bij elkaar rapen,' 

'omdat we straks eventueel ons schilderij
terug willen krijgen.'

Nee, er was heel veel onvrede.

Montpezat, Montpassant, dat moet hetzelfde zijn.

Willem II te paard

H. Fraenkel

In 1942 was er een verordening dat Joden 
moesten inleveren hun kostbaarheden.

Het was de tweede verordening.

En die kostbaarheden dienden ze in te leveren
bij de Liro-bank, de Duitse roofbank.

Ja, daar zit ie. 

15 A, dat klopt. 

Willem II te paard, Montpassant

80,-   100,-

Verkocht aan Lemperts

Lemperts in Keulen.

Dus toen het op de Liro-lijst stond bleek wel dat dit
een ingewikkelde herkomstgeschiedenis had,

die heel nauwgezet moest worden uitgezocht.

Er rinkelde een bel. 

En toen hebben we Sophie Olie, 
onze onderzoeker, gevraagd

om specifiek met dit object, met dit
schilderij aan de gang te gaan.

Bij het RKD heb ik twee dingen gedaan:
ik heb gezocht op Montpezat, de beelddocumentatie.

Kijk eens, hier hebben we hem.

En ik heb gezocht op Fraenkel.

En zo kwam ik erachter dat hij ook hoffotograaf was.

En ik vermoed dat hij misschien wel gefascineerd 
was door het Nederlands Koninklijk Huis,

en dat schilderij ooit een keer tegen kwam.

Want hij had meerdere schilderijen in zijn bezit.

En toen gedacht heeft: 'nou, dat is  
eigenlijk wel een leuke voorstelling'.

Ik ben nou hoffotograaf en dat schilderij 
past wel bij mij aan de muur.

Maar elke vondst roept weer heel veel vragen op.

Dus het is een 'continuing history'.

En Sophie is voor dit schilderij
ook in het Stadsarchief geweest.

Dit is hem.

Kijk eens.

Daar is hij.

Overleden 11 januari 1943, in Amsterdam.

Ja, inderdaad.

Beroep fotograaf, dat klopt.

Nu ben ik bang dat er ook slecht nieuws is.

De verhuizing naar Duitsland in 1943.

Inderdaad.  

En dit is een aantekening van 
waarschijnlijk het Rode Kruis,

met betrekking op zijn overlijden in een kamp.

En als ik het zo snel zie, 
is dit een akte die na de oorlog is opgesteld.

En dat klopt ook,
het is in 1955,

waarin de erfenis opnieuw wordt verdeeld.

In de oorlog zullen de meeste van de
 familieleden van Fraenkel vermoord zijn.

Na de oorlog wordt er dan gekeken, wie zijn er
in de familie, of in verre familie, nog in leven,

en hebben recht op een deel van die erfenis.

Hij was gehuwd met Jaantje Simon de Jong.

In Sobibor overleden op 16 april 1943. 

Dat is 4 maanden na de dood van haar man.

En zij heeft alles nagelaten aan haar zoon David.

Maar David is overleden op 16 juni 1943 te Sobibor.

Getrouwd met Aleida Fuldauer, 
ook 16 juni 1943 te Sobibor overleden.

Twee kinderen.

Allemaal te Sobibor overleden.

Ze waren dus heel jong.

Ja, dus dit is het gezin Fraenkel, dit is Aleida.

En David Fraenkel, die alle films
heeft gemaakt en gemonteerd.

Hier zie je het hele gezin.

Het is natuurlijk wel gek, het is 
shockerend om te beseffen,

dat er zoveel van die familie is
 weggevoerd en vermoord.

Dat dus dan delen van die nalatenschap bij ons,
in dit geval nu bij mij, terecht is gekomen.

Want mijn opa was helemaal geen Fraenkel.  

Mijn opa is zelf ook omgekomen, of vermoord, in de oorlog.

Dus dat liep weer via zijn vrouw.

Er zitten dan al weer zoveel schakels tussen.

En wat wij nu gaan doen is kijken of wij in contact kunnen
komen met eventuele erfgenamen, als die er nog zijn.  

En met hen overleggen: wat gaan we daar mee doen.

Uiteraard hopen we dat het schilderij
bij ons in de collectie kan blijven.

Maar nogmaals, als blijkt dat er gerede gronden zijn 
om het terug te geven aan de familie,

dan zullen we dat zonder enige aarzeling doen.

Maar ik zit daar zelf natuurlijk niet
bijzonder op te wachten.

Ja, als er een van Gogh, een zonnebloem schilderij naar 
boven duikt, dan zullen we natuurlijk heel blij zijn.

Het gaat mij vooral om de emotionele kant, de persoonlijke
geschiedenis, de familie geschiedenis in feite. 

Om daar meer van te weten.

Maar je ziet tegelijkertijd dat ook bij die familieleden, 
dat zij het  heel fijn vinden, 

om van ons te horen, wat wij gevonden hebben.

Want daar komen zij niet bij natuurlijk.

En de musea gaan, dat hopen we ook zeker, als dit
is afgerond, door met het herkomstonderzoek.

Dat ze zich bewust zijn dat ze de achtergronden van
hun objecten ook goed moeten documenteren.

Dus klaar zijn is het nooit.

Maar dat zal geen enkel museum ontkennen.