Reflectie op 25 jaar restitutiebeleid: De toekomst van het herkomstonderzoek

Gerdien Verschoor reflecteert op de tweede van drie Ronde Tafels die onderdeel zijn van een serie bijeenkomsten over huidige en toekomstige vraagstukken rondom de restitutie van Cultuurgoederen WOII. Dit is slechts één van de activiteiten die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) organiseert om stil te staan bij het 25-jarig bestaan van het Restitutiebeleid Cultuurgoederen en WOII in Nederland. Deze Ronde Tafel werd samen met het Expertisecentrum Restitutie van het NIOD georganiseerd op de Internationale Dag van het Herkomstonderzoek.

‘Roof was een bewuste tactiek van de bezetter om Joden uit te sluiten en te stigmatiseren. Ook door Nederlanders hierbij te betrekken als omstander en medeplichtige.’ Dat zei Jesse Breet, winnaar van de scriptie aanmoedigingsprijs Cultuurgoederen WOII 1933-1945 die voorafgaand aan de Ronde Tafel werd uitgereikt. Zijn scriptie Roof van huisraden en het proces van Jodenvervolging in Nederland laat zien dat de roof op grote schaal niet alleen bijzondere kunstwerken betrof, maar ook ontelbare persoonlijke voorwerpen van dagelijks gebruik.

Het is juist die materiële cultuur die onze herinneringen tastbaar maakt. Herkomstonderzoek speelt hierin een belangrijke rol. Maar kan dat onderzoek in lengte van jaren doorgaan?

De vraag ‘Ten minste houdbaar tot? De toekomst van herkomstonderzoek’ stond centraal tijdens de tweede Ronde Tafel rondom restitutie Cultuurgoederen WOII, die op 10 april plaatsvond in het Noordbrabants Museum. Tafelgasten waren Klaas Stutje (senior onderzoeker, NIOD), Gregor Langfeld (UvA/Open Universiteit, coördinator onderzoeksgroep Looted Art: Provenance and Restitution in The Netherlands en co-coördinator van de UvA Master Restitution Studies), Emilie den Tonkelaar (herkomstonderzoeker en specialist Oude Meesters, Hoogsteder & Hoogsteder) en Hester Kuiper (herkomstspecialist WOII, Rijksmuseum Amsterdam). Voor een publiek van zo’n 60 personen gingen ze met elkaar in gesprek onder leiding van Liza Lebedeva en Siebe Weide.

Herkomstonderzoek als vak

‘Is herkomstonderzoek een vak?’, was de eerste vraag die aan het panel werd gesteld. ‘En is het ook een carrièrepad?’ ‘Jazeker’, vond het panel. Voor herkomstonderzoek heb je veel specialistische kennis nodig, je moet je bronnen weten te vinden, en je moet kunnen omgaan met de ethische kwesties die met herkomstonderzoek en restitutie gepaard gaan, zei Klaas Stutje. Dat maakt het een vak dat zich onderscheidt van dat van de algemene historicus. Herkomstonderzoek is niet meer weg te denken uit het Rijksmuseum, aldus Hester Kuiper. De vier herkomstonderzoekers in dienst van het Rijksmuseum stellen de ‘biografieën van objecten’ samen en vertellen de fascinerende en aangrijpende verhalen over voorwerpen, waardoor de geschiedenis dichterbij de bezoeker wordt gebracht.

Emilie den Tonkelaar bekijkt het herkomstonderzoek vanuit het perspectief van de kunsthandel, waar het onderdeel is van het bredere onderzoek dat wordt verricht door de allround kunsthistoricus. Binnen de kunsthandel is men zich ervan bewust dat kunst met een besmette of onbekende herkomst niet meer verhandelbaar is - het moet immers teruggegeven worden aan de rechthebbende. Maar waar musea de tijd kunnen nemen om herkomstonderzoek te doen, ligt het tempo bij de veilinghuizen en in de handel zo hoog dat gedegen, en dus tijdrovend, onderzoek niet altijd mogelijk is. Toch hebben steeds meer grotere veilinghuizen hun eigen herkomstonderzoekers in huis.

In de nieuwe master Restitution Studies aan de Universiteit van Amsterdam, zo vertelde Gregor Langfeld, ontwikkelen studenten zich op het gebied van herkomstonderzoek WOII, koloniaal erfgoed en actuele vraagstukken zoals de illegale handel in antiquiteiten in conflictgebieden of de vernietiging van cultureel erfgoed in Oekraïne. Hiervoor is veel aandacht in de media en bovendien zijn er steeds meer bronnen digitaal beschikbaar, waardoor ook ‘oud’ herkomstonderzoek in nieuw licht komt te staan. Emilie den Tonkelaar wees erop dat die bronnen dan wel online beschikbaar moeten zijn, ook voor internationale onderzoekers.  

Materiële cultuur en herinnering

De ethische kant, het menselijke leed, het feit dat belanghebbenden of hun nabestaanden soms nog in leven zijn: ook dat zijn aspecten die herkomstonderzoek tot een vak maken. Maar ook meer abstraherende vragen zijn belangrijk, zei Klaas Stutje, zoals: welke rol speelt materiële cultuur in de herinnering? Daarom is de wijze waarop je de bronnen benadert belangrijk, benadrukte Hester Kuiper. Het vergt een creatieve houding en een specifieke manier van denken die toegespitst is op het object én de context ervan. Dat geldt vooral bij onderzoek naar kunstnijverheid, waar momenteel in het Rijksmuseum de focus ligt. Om de biografie van een object te kunnen samenstellen wil je weten waar de eigenaar woonde, hoe zijn of haar leven eruitzag, wat de tijdgeest was etc. Voor onderzoek naar koloniale objecten heb je een netwerk nodig in het land van herkomst en ook helpt het als je de taal van dat land spreekt. Kortom: herkomstonderzoek is niet het soort speurwerk dat je alleen van achter je bureau kunt verrichten.

Internationaal

Door een vraag uit het publiek werd er kort gesproken over de internationale situatie. Hoe nemen andere landen hun verantwoordelijkheid? Uit het rapport Holocaust-Era Looted Cultural Property: A Current Worldwide Overview van de World Jewish Restitution Organization (WJRO) blijkt dat 24 van de 47 landen die de Washington Principles in 1998 onderschreven nauwelijks tot geen vooruitgang boeken op het gebied van herkomstonderzoek. Slechts 5 van de 47 landen, waaronder Nederland, hebben een Restitutiecommissie. Een juridische vraag die werd opgeworpen is of het vraagstuk van restitutie bij de UNESCO belegd zou moeten worden.

Arbeidsmarkt

Is er straks wel een arbeidsmarkt voor al die herkomstonderzoekers, was een bezorgde vraag die vanuit het publiek werd gesteld. Hoewel niemand in een glazen bol kan kijken, beantwoordde het panel ook deze vraag met een volmondig ‘ja’. Herkomstonderzoek zou op bachelorniveau in de studie kunstgeschiedenis moeten worden opgenomen en in het standaardrepertoire van elke kunsthistoricus moeten zitten. Binnen de kunsthandel zijn vooral breed georiënteerde kunsthistorici werkzaam, met ook herkomstonderzoek in hun takenpakket. Musea, erfgoedinstellingen en particulieren kunnen met vragen ook terecht bij de RCE, aanspreekpunt in Nederland over archieven, procedures en beleid. Bij de RCE werken daarnaast herkomstonderzoekers die belast zijn met research naar de NK-collectie - vijf van hen hebben inmiddels hun weg naar het veld gevonden en worden nu opgevolgd door nieuwe aanwas. Tot slot zijn er nog de herkomstonderzoekers bij het Expertisecentrum van het NIOD, die onder andere naspeuringen doen in opdracht van de Restitutiecommissie.

De herinnering aan het verleden wordt van generatie op generatie overgedragen, met steeds nieuwe vragen. Onderzoeksmethoden zijn volop in ontwikkeling: verdergaande digitalisering en de koppeling van datasystemen zullen nieuwe inzichten opleveren. Ook ontstaan er steeds nieuwe onderzoeksgebieden, zoals het handelen van musea in oorlogstijd. Het Mauritshuis bijvoorbeeld onderzoekt momenteel zijn eigen oorlogsverleden. Kortom: of het nu gaat om opleiding (Langfeld), het bieden van expertise (Stutje), research in de kunsthandel (Den Tonkelaar) of de museale praktijk (Kuiper): herkomstonderzoek zal context blijven leveren bij onze herinnering en alleen daarom al nog vele jaren relevant blijven.

Uitgelicht