Ronde Tafel Cultuurgoederen en WOII – De toekomst van geroofde kunst in musea
Gerdien Verschoor reflecteert op de laatste van een serie van drie Ronde Tafels die onderdeel zijn van een serie tafelgesprekken over huidige en toekomstige vraagstukken rondom de restitutie van Cultuurgoederen WOII. Dit is slechts één van de activiteiten die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) organiseert om stil te staan bij het 25-jarig bestaan van het Restitutiebeleid Cultuurgoederen en WOII in Nederland. Deze Ronde Tafel werd samen met het Joods Cultureel Kwartier georganiseerd in het Nationaal Holocaust Museum. Dit evenement vond tevens plaats in het kader van het Looted Art & Judaica Project, medegefinancierd door de Europese Unie.
Het zijn aangrijpende verhalen die verteld worden in de tentoonstelling ‘Beroofd’, die de deelnemers voorafgaand aan deze Ronde Tafel konden bekijken in het Joods Museum en het Nationaal Holocaust Museum en tot 27 oktober open is voor publiek. Een zestiende-eeuwse hanger met een voorstelling van Cimon en Pero, een koffie- en theeservies van Meissen, het schilderij De Gouden Bocht in de Herengracht in Amsterdam vanuit het westen van Gerrit Berckheyde: ze vertellen allemaal de persoonlijke geschiedenissen van Joodse families die van hun bezit werden beroofd.
Klaar voor herkomstonderzoek?
Naar verwachting worden er de komende tijd vele kunstwerken aangeboden aan de markt en de musea, afkomstig uit de nalatenschappen van de babyboomgeneratie. Zijn de handel en de musea hier wel klaar voor? Kunnen ze tijdig en volledig de herkomst verifiëren? Hoe doe je dat als het om een gift gaat, of om een snel te nemen besluit tot koop? En wie heeft hier welke taak? Over deze en andere vragen spraken specialisten uit de museale sector en de handel met elkaar onder leiding van Siebe Weide en Liza Lebedeva voor een publiek van zo’n 60 belangstellenden. Tafelgasten waren Henrike Hövelmann (manager collecties & kennis, Joods Cultureel Kwartier), Mark Grol (directeur, PAN Amsterdam), Jip van Reijen (conservator Oude Kunst, Bonnefantenmuseum) en Geert Jan Janse (directeur, Vereniging Rembrandt).
Henrike Hövelmann trapte de bijeenkomst af door te vertellen dat het Joods Museum steeds vaker wordt benaderd door jongere generaties. Verweesde kunstwerken, boeken en rituele voorwerpen, stukken die in de oorlog door Joden in bewaring werden gegeven bij hun buren of vrienden worden nu aan het museum aangeboden. Via joodsmonument.nl begint dan de zoektocht naar de oorspronkelijke eigenaren, een zoektocht die lang niet altijd slaagt.
Kunstmarkt
Nog steeds verschijnen er werken met een onduidelijke herkomst op de kunstmarkt. Bij grote kunstbeurzen doen keurmeesters en het Art Loss Register vaak een quickscan, grote veilinghuizen hebben vaak hun eigen herkomstonderzoekers in huis, aldus Mark Grol. Toch beperkt dat onderzoek zich vaak tot stukken van bekendere meesters. Het is immers onmogelijk om àlles aan een onderzoek te onderwerpen. Als een museum een stuk wil aankopen, ligt de verantwoordelijkheid voor het herkomstonderzoek uiteindelijk altijd bij het museum zelf. Dat dat niet altijd goed gaat, blijkt uit het voorbeeld van de Rijk aangeklede dame, een beeldje van Jan van Steffeswert dat het Bonnefantenmuseum aankocht op Tefaf in 2020. Uiteindelijk verrichtte het museum uitgebreid herkomstonderzoek naar het beeldje: een verhaal dat nu in het museum wordt verteld en dat op veel belangstelling van het publiek kan rekenen, zegt Jip van Reijen. Dat geldt ook voor de stukken uit de NK-collectie die in het museum te zien zijn. Via door de RCE aangeleverde QR-codes krijgt de bezoeker informatie over de weg die het object heeft afgelegd. Ook daarmee draagt het museum bij aan de bekendheid en het belang van herkomstonderzoek.
Aan de hand van de casus van het Bonnefantenmuseum is de procedure bij de Vereniging Rembrandt nog verder aangescherpt, vertelt Geert Jan Janse. Musea moeten bronnen kunnen overleggen op basis waarvan ze hun herkomstonderzoek hebben verricht – de Vereniging Rembrandt steunt geen aankopen met een mogelijk verdachte herkomst. Maar: de herkomst van een kunstwerk is in sommige gevallen niet sluitend te reconstrueren. Als het onderzoek gedegen is uitgevoerd en er geen aanwijzingen zijn voor een problematische herkomst, hoeft dat steunverlening niet in de weg te staan.
‘Kunst kan er niets aan doen dat het geroofd is’, zegt Henrike Hövelmann. Objecten met een onduidelijke herkomst zullen niet door musea worden aangekocht, en verdwijnen daardoor van de radar. Tot ze soms weer opduiken in particulier bezit.
Kan dat niet anders? Zou het ook mogelijk kunnen zijn om kunst zonder sluitende herkomst aan te kopen, en dan het verhaal erbij te vertellen? Of gaat dat te ver? Immers, het (familie)verhaal dat bij een object hoort, maakt er integraal onderdeel van uit en verrijkt het object. Ook zouden er afspraken moeten kunnen worden gemaakt met veilinghuizen en de kunsthandel over een ‘weg terug’: een garantie of een regeling wanneer blijkt dat een stuk toch geroofd is.
Omslag in het denken
De twee projecten ‘Museale Verwervingen’, waarin Nederlandse musea werden aangespoord herkomstonderzoek te doen naar hun collecties, hebben veel losgemaakt. Maar nu is er een andere tijd aangebroken. We zijn ons ervan bewust geworden dat de herkomst altijd intrinsiek onderdeel van het object is. Herkomstonderzoek is tot de vaste werkzaamheden van het museum gaan horen – of het nu in huis wordt gedaan, of wordt uitbesteed. De handleiding en de adviseurs Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog van de RCE zijn hier behulpzaam bij. Zoals al tijdens een eerdere Ronde Tafel werd opgemerkt, is het ook relevant dat herkomstonderzoek onderdeel gaat uitmaken van de kunsthistorische opleidingen.
Wellicht brengt dat ook een omslag in het denken teweeg. Immers, herkomstonderzoek wordt nu nog vaak verricht vanuit angst. Hoe kunnen we musea ervan overtuigen dat herkomstonderzoek juist een verrijking kan zijn omdat het hoort bij het levensverhaal van een kunstwerk? De tentoonstelling ‘Beroofd’ is daar een indrukwekkend voorbeeld van. De tentoonstelling laat allerlei betekenislagen zien van de geroofde sieraden, serviezen en schilderijen. Zo’n benadering waarin de verbinding tussen mens en object centraal staat schept ruimte voor het tonen van verweesde objecten. En voor het vertellen van al die verhalen die misschien wel nooit afgemaakt kunnen worden.