Topgeheim!
Tijdens de Koude Oorlog bouwden we geheime verdedigingslinies, commandoposten en schuilkelders. Veel is lang onbekend en topgeheim gebleven en mede daarom dreigt dit uniek erfgoed te verdwijnen. Gelukkig ontstaat er nu meer samenhang in de gefragmenteerde kennis van dit onderbelichte erfgoed door inspanningen van de RCE in samenwerking met burgerspecialisten, wetenschappers, oudgedienden van Defensie en ervaringsdeskundigen. In 2023 komt er een voorstel voor nieuwe rijksmonumenten uit deze Koude Oorlog-periode.
Potentiële rijksmonumenten
Geen enkel idee hadden omwonenden van wat er zich langs de IJssel afspeelde. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw begonnen daar allerlei bouwactiviteiten. Het gebied was afgeschermd met rieten matten en stond dag en nacht onder strenge bewaking van dienstplichtigen. Onder strikte geheimhouding legde het Ministerie van Oorlog hier op verzoek van de net opgerichte Noord-Atlantische Verdragsorganisatie de Rijn-IJssellinie aan. Deze liep over een lengte van 127 kilometer van Kampen naar Nijmegen. De linie maakte onderdeel uit van een Europese reeks verdedigingswerken langs de Rijn tot aan de Zwitserse grens. Om de Russen tegen te houden. In 1945 was namelijk de Koude Oorlog uitgebroken, een constante dreiging tussen de communistische en de kapitalistische delen van de wereld. Deze kwam tot een einde toen in 1991 de Sovjet-Unie uiteenviel.
Momenteel brengt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed meer samenhang in gefragmenteerde kennis van het militair-civiele erfgoed van de Koude Oorlog aan. Hierbij trekt de Rijksdienst op met andere specialisten, wetenschappers en ook oudgedienden. En uiteraard is de samenwerking met gemeentes, provincies, het Rijksvastgoedbedrijf en Defensie van belang. De dienst zal een compacte voorselectie van potentiële rijksmonumenten uit de Koude Oorlog aan de staatssecretaris van Cultuur en Media Gunnay Uslu voorleggen. Het beschermde erfgoed kan dan voor volgende generaties behouden blijven.
Destijds wist niemand iets van die plannen, behalve een handvol hoge officieren
Vertragend gevecht
Mochten de Sovjet-tanks oprukken dan zou bij de Rijn-IJssellinie een vertragend gevecht moeten plaatsvinden, zodat geallieerde legers ons bij konden springen. De uiterwaarden zouden we dan over een breedte van vijf tot tien kilometer onder water zetten, precies te diep voor een soldatenlaars, maar te ondiep voor een vaartuig. Het rivierwater zou via inlaatwerken binnenstromen, opgestuwd door afgezonken caissons in de IJssel bij de dorpen Olst en Welsum, in de Waal ter hoogte van Bemmel en in de Nederrijn bij Arnhem. Tussen Arnhem en Nijmegen wierp het leger een elf kilometer lange slaperdijk op om te voorkomen dat bij een eventuele dijkdoorbraak het water door de Betuwe zou weglopen. Noodgedwongen zouden 400.000 omwonenden moeten evacueren, net als het vee.
Destijds wist niemand iets van die plannen, behalve een handvol hoge officieren. Met zoeklichten maanden de soldaten passerende schepen door te varen en nieuwsgierige voorbijgangers hielden ze op afstand. Alles was tot in detail doordacht. Een ingenieus Nederlands staaltje waterbouwkunde. Aannemers werden maar mondjesmaat geïnformeerd over hun taken en bouwvakkers zijn expres in de Randstad geworven. In ruil voor hun zwijgplicht ontvingen ze tien procent extra loon. Er verrezen verschillende militaire bouwwerken en installaties, zoals commandobunkers, een hospitaalbunker, zoeklichten, schakelputten, sluizen, binnenhavens, opstelplaatsen voor luchtafweergeschut en tankkazematten. Je ziet er langs de rivieren nog steeds restanten van.
Overbodig en ontmanteld
Al snel na de ingebruikname van de linie in 1953 is de militaire strategie aangepast. West-Duitsland werd in 1955 lid van de NAVO en daarmee schoof de verdediging richting de grens met Oost-Duitsland op. Nederland voerde zijn legertaken voortaan in bondgenootschappelijk verband op de Noord-Duitse laagvlakte uit. De waterlinie werd overbodig en de ontmanteling begon in 1964. Toch bleven de meeste manschappen in de buurt gestationeerd en het materieel bleef er opgeslagen. Pas in 1989, na de val van de Berlijnse Muur, is het gebied van de IJssellinie vrijgegeven en de geheimhouding opgeheven. Achteraf weten we dat de Russen goed op de hoogte waren van het hele plan.
Een tweede supergeheime locatie is het voormalige NAVO-hoofdkwartier uit de jaren vijftig in de eeuwenoude mergelgroeven van de Cannerberg bij Maastricht. In de kilometerslange gangen werd het gezamenlijke oorlogs- en oefenhoofdkwartier voor de Northern Army Group en de Second Allied Tactical Air Force gevestigd. Zij hadden de opdracht de land- en luchtstrijdkrachten in het noorden van West-Duitsland te coördineren, omdat dit gebied als de meest waarschijnlijke aanvalsroute van de Warschaupact-troepen werd gezien. Het toenmalige Ministerie van Oorlog sloot met de eigenaren van de Cannerberg een huurcontract af van tien gulden per jaar voor een periode van vijftig jaar. Vanaf dat moment waren de eigenaren er niet meer welkom. In 1956 verklaarde koningin Juliana bij koninklijk besluit de Cannerberg tot Verboden Plaats in het kader van de Wet bescherming staatsgeheimen. Sindsdien zijn er eindeloze hoeveelheden kabels getrokken voor de telex-, radio- en straalverbindingen, kwamen er drie enorme dieselgeneratoren en vlogen helikopters af en aan.
Permanent bemand
Toen de spanningen door de Cubacrisis opliepen, werd dit ultrageheime Joint Operations Centre permanent bemand. Amerikaanse, Belgische, Britse, Duitse en Nederlandse militairen bevolkten de oneindige gangen. Verdwalen kon er gemakkelijk, daarom kregen de gangen namen als Main Street, Foxtrot Street en Bravo Street. Kantoorruimtes werden uitgehakt en opgetrokken uit mergel- en betonblokken en bakstenen. Natuurlijk kwamen er faciliteiten zoals verwarming, eetzalen en sanitaire voorzieningen, maar ook een kapper, golfbaan, fitnessruimte en zogenaamde Operations Room, een bunker in een bunker. Hier hadden slechts enkele militairen toegang en werkte de dagelijkse leiding in het diepste geheim op reusachtige plexiglasschermen aan luchtverdedigingsoperaties.
In 1992 stootte Defensie het complex af en is het interieur rigoureus gestript. Vanwege grote hoeveelheden asbestvezels en bodemverontreiniging was de sanering pas in 2013 klaar. Eigenlijk is het nu een onderaardse ruïne. Het binnenklimaat is niet aangenaam met een hoge luchtvochtigheid en een constant lage temperatuur van zo’n 12 tot 14 graden. Dat maakt hergebruik lastig. Wel zijn er rondleidingen door de stichting Het Limburgs Landschap en worden er authentieke onderdelen teruggeplaatst. Zo ontstaat hier geleidelijk een museale plek met een bijzonder Koude Oorlog-verhaal.
Openbare schuilkelders
Ook zijn er destijds overal in het land in tunnels en onder overheidsgebouwen, metrostations en bruggen openbare schuilkelders aangelegd. De bouw verliep traag. In 1990 konden slechts 350.000 burgers hier een veilig heenkomen vinden. De rest van de bevolking kreeg tips om thuis onder een trap of bureau te schuilen. Door de Russische inval in Oekraïne doen gemeentes onderzoek naar hun oude schuilkelders. Vaak is niet bekend waar ze liggen en in welke conditie ze zijn.
De exclusiefste schuilplaatsen waren de zogenoemde noodzetels voor cruciale bestuurlijke en infrastructurele functies. Er zijn er zo’n twintig gebouwd, en die zijn er bijna allemaal nog, waaronder de regeringsnoodzetel. In crisistijd was deze atoombunker bedoeld voor het kabinet, aangevuld met een beperkte ambtenarenstaf, maximaal zo’n 150 personen. Die noodzetel kreeg de codenaam Nachtwacht, was in 1969 ontworpen door het Bureau Civiele Verdedigingszaken en ligt diep weggestopt onder het Ministerie van Financiën in Den Haag. Hij telt twee verdiepingen met zwevende, schokbestendige vloeren, een commandozaal, ziekenboeg, slaap-werkkamers en een stalen beplating als kooi van Faraday ter bescherming tegen elektromagnetische pulsen.
Er bestond daar beneden een geheimzinnige, parallelle leefwereld
Gesamtkunstwerk
Daarnaast waren er een noodstudio voor radio- en tv-uitzendingen en een geheim telefoon- en telexnetwerk voor contact met civiele commandoposten en het NAVO Satelliet Grondstation bij Schoonhoven. Vanwege de afwijkende bouwwijze, specifieke inrichting en functie is dit regeringsonderkomen te beschouwen als een gesammtkunstwerk. Vormgegeven vanuit één ontwerpfilosofie ontstond er een eenheid wat betreft meubilair, kleur en decoraties. Over elke drempel, hendel en deur was goed nagedacht. De dikke stalen deuren moesten aanvallen met nucleaire wapens en gifgas kunnen weerstaan, al was geen enkele noodzetel bestand tegen een voltreffer.
Er bestond daar beneden een geheimzinnige, parallelle leefwereld. Als bovengronds het leven onmogelijk zou worden, dan kon men daar nog twee, misschien drie weken doorwerken en het land besturen. Dat was althans de gedachte. Achteraf weten we dat het leven in die onderwereld nauwelijks vol te houden was. En als uiteindelijk het drinkwater, de noodrantsoenen en de verse lucht op waren en de bestuurders de bunker wilden verlaten, dan was het leven bovengronds verwoest, het stedelijke landschap apocalyptisch. Zover kwam het gelukkig niet. Inmiddels heeft het Rijksvastgoedbedrijf als beheerder de intentie om op termijn de regeringsnoodzetel, die nog volledig intact is, voor geïnteresseerden te ontsluiten.
Deze tekst verscheen eerder als artikel (geschreven door Ben de Vries) in het Tijdschrift van de RCE, augustus 2022.