Voorbeeld van Post 65 erfgoed: de Bloemkoolwijk

Vroeg in de jaren zeventig ontstond als reactie op de massawoningbouw een roep om wijken te ontwikkelen waarin de menselijke maat voorop stond. De tussen 1970 en 1985 gebouwde woonwijken lijken in hun ruimtelijke structuur op niets wat ervoor ooit was gebouwd en wat er in de periode er na zou worden gebouwd. Op een luchtfoto hebben ze de structuur van een bloemkool. Het zijn deze wijken die we inmiddels zien als jong en toekomstig Post 65 erfgoed.

Luchtfoto van de aanleg van wijk De Pas in Winterswijk
Beeld: ©RCE
Aanleg De Pas in Winterswijk.

Een wirwar van straatjes, woonerven en groene hofjes: de bloemkoolwijken waren in de jaren ’70 en ’80 het antwoord op de woningnood van toen. Zoals De Pas in Winterswijk. “Als mensen mij de weg vragen, moet ik altijd Googlen, vanwege alle kronkelpaadjes”, vertelt bewoonster Lydia van der Meulen. “Terwijl we in De Pas maar vier straten hebben: Pasbrink, Pashof, Pashegge en Pasbree. Maar al te vaak raken mensen de weg compleet kwijt. Dat is ook typisch voor een bloemkoolwijk: het is een gekronkel, het stratenplan lijkt op een bloemkool. Maar daar wen je aan. Je vindt hier óók heel veel groen en rust. Kinderen fietsen zelf naar speeltuintjes. Dat was voor mij een van de redenen dat ik tweeëntwintig jaar geleden ‘ja’ zei tegen een huurwoning in De Pas.”

Geen trek in torenhoge flats

Nederland telt circa 800.000 woningen in bloemkoolwijken, gebouwd in de periode 1965 tot halverwege de jaren ‘80. Ons land kende na de oorlog een decennia aanhoudende woningnood. Stellen woonden lang bij familie, omdat er simpelweg geen woningen beschikbaar waren.

“Om ervoor te zorgen dat gezinnen toch een eigen woning konden krijgen, werden in de jaren ‘60 op grote schaal hoge flats gebouwd”, vertelt Anita Blom, gespecialiseerd in naoorlogse stedenbouw  bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). “Zelfs aan de rand van kleine dorpen. Want zo’n flat met veel bewoners betekende ook economische groei. En groei was hét toverwoord in jaren ‘50, ‘60.” Toch groeide de weerstand, vertelt ze. “Mensen wilden helemaal niet opgesloten zitten in een flat. Ze wilden de steden uit die vaak vervuild waren. En ze wilden zelf een stem in wat er voor hen werd gebouwd.”

Oog voor woonomgeving

Al in de jaren ’50  was er kritiek op de bouw van de flats. Sociologen meenden dat het de sociale gemeenschap geen goed zou doen. Architecten stonden op tegen dit zakelijke modernisme. Waar was bijvoorbeeld de straat gebleven als ontmoetingsruimte? Waar was de diversiteit in woningbouw?

Blom: “De toenmalige minister Schut van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, die zelf architect was, luisterde naar hun kritiek en startte het programma Experimentele Woningbouw, een project dat liep van 1968 tot 1980. De vernieuwingen uit dit programma moesten leiden tot een betere kwaliteit van wonen, waarbij niet alleen werd gelet op het wonen, maar ook op de woonomgeving.” In die periode bouwde architect Piet Blom de Kasbah in Hengelo en de Kubuswoningen in Helmond en Rotterdam. Vanuit die gedachte zijn ook de bloemkoolwijken ontstaan, die tot halverwege de jaren tachtig werden gebouwd.

Luister ook naar de podcast 'Verborgen in het volle zicht' met een aflevering over de wijk De Pas in Winterswijk.

De Pas in Winterswijk
Beeld: ©RCE
De Pas in Winterswijk

Huisje met een tuintje

In de buurt van grote steden wees de overheid een aantal groeikernen aan, zoals Purmerend, Houten, Zoetermeer. “Daar moesten woningen komen die mensen wensten: een huis met een tuintje.” Architecten plaatsten woningen rond hofjes, straten of woonerven. Dit was het resultaat van de filosofie dat een mens dingen moet kunnen ontdekken in de eigen buurt. Van groen tot het contact met de buren. En dat in een omgeving waar de auto ‘op bezoek’ was, met verkeersdrempels en bochten, om verkeersdoden te voorkomen.

Die aanpak heeft gewerkt, vindt Van der Meulen. “Je kunt onze wijk vergelijken met de gated communities in Amerika, alleen hebben we er hier geen hek omheen. Je woont met z’n allen in een soort cirkel, waardoor je elkaar vaak tegen het lijf loopt. Als je hier rechte straten zou hebben, dan loop je de kans mis om elkaar te ontmoeten.” In de bouw is ook rekening gehouden met verschillende woonwensen, waardoor er een gemêleerde wijk is ontstaan. “De woningen lijken misschien op elkaar, maar toch is praktisch elk huis anders gebouwd. Ook staan ze niet in een rij, maar in groepjes. Je vindt hier kleinere woningen voor senioren en voor jongeren. Er zijn koophuizen voor mensen met meer budget, huurhuizen voor gezinnen, voor mensen met een beperking. Hierdoor krijg je in de buurt een complete mix van bewoners.”

Symbool van vertrutting

De bloemkoolwijk mocht dan bijdragen aan het oplossen van de woningnood, er was ook kritiek. De architect Carel Weeber noemde de architectuur ervan de ‘nieuwe truttigheid’.  “Die groeikernen werden ook wel groene weduwedorpen genoemd, omdat de vrouw thuis zat met de kinderen en de man in de stad aan het werk was. Echte sociale levendigheid was er niet in de wijk, want een bloemkoolwijk was vooral gericht op wonen”, weet Blom. “Tja”, verzucht Van der Meulen, “het is lastig dat hier geen koffie- of broodjeszaak is waar je even naartoe kunt gaan. Je moet daarvoor altijd de wijk uit. Dat vind ik een duidelijk nadeel, maar het weegt niet op tegen de gemoedelijke uitstraling en de variatie die de wijk zelf heeft.”

Een eigen ontmoetingsplek

Maar waarom  zou je zelf niet iets opbouwen als het niet in de wijk voorhanden is? Die gedachte heeft in De Pas wortel geschoten. Sinds 2019 is Winterswijk gestart met de herstructurering van de wijk, met veel aandacht voor het verduurzamen van woningen en het vernieuwen van de openbare ruimte. Ook inzetten op verbinding maakt hier onderdeel van uit. Er verscheen een wijkkrantje. Buurtbewoners zorgden samen voor een ontmoetingsplek, inclusief zelfgebouwde bank en tafel. Voor een maandelijks koffiemoment. Er kwam een groente- en bloementuin en de opbrengst wordt gratis gedeeld met de buurtbewoners. Net als bij een weggeeftafel en een weggeefbibliotheek. “We hebben de ontmoetingsplek neergezet bij een van de centrale toegangswegen. Zo tref je bijna iedereen. Dat was nooit gelukt in een wijk met lange rijen rijtjeshuizen en straten alleen voor het verkeer.”

Tijd voor nieuwe ideeën over wonen

De huidige maatschappij kan de ideeën van architecten over leefbaarheid ook gebruiken, vindt Blom: “Net als toen willen architecten divers bouwen. Projectontwikkelaars willen vooral geld verdienen, daar zit vaak weinig visie op de woningbehoefte achter. Terwijl die behoefte er wel is. Zo is de vraag naar studentenhuisvesting, seniorenwoningen en woningen voor tweepersoonshuishoudens ontzettend groot. En die vraag zal alleen maar toenemen. Toen waren architecten bezig met de vraag wat mensen gelukkig zou maken en die vraag is nog steeds actueel. Wat is daar nú het antwoord op?”

Waarde van een bloemkoolwijk

 “We kunnen veel leren hoe toen de woningnood werd aangepakt”, zegt Blom. Met die bril kijkt de RCE naar de gebouwde omgeving uit de periode 1965 tot 1990, ook wel Post 65 genoemd. Samen met gemeenten, erfgoedorganisaties en bewoners onderzoekt RCE wat de betekenis en waarde van dit erfgoed is, ook voor toekomstige generaties. Kennis die belangrijk is om de wijk toekomstbestendig te maken binnen de grote ruimtelijke opgaven waarin Nederland zich bevind. Het is belangrijk om nu de waarde te zien van zo’n typische bloemkoolwijk als De pas, omdat we ervan overtuigd zijn dat de liefde voor dit type post 65 stedenbouw steeds breder gedragen gaat worden.