Koloniale en niet-westerse kunst
In de kunstcollectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bevinden zich kunstwerken en voorwerpen die verbonden zijn aan de koloniale geschiedenis van Nederland. Maar ook laat twintigste-eeuwse kunstwerken uit diverse Afrikaanse landen, afkomstig uit de collectie van Felix Valk. De objecten uit de koloniale tijd komen zowel uit de zogenoemde Landsverzameling in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, als uit schenkingen door Nederlandse particulieren. De Landsverzameling was de collectie kunstwerken van de Nederlandse overheid in de paleizen van de Gouverneurs-Generaal in Jakarta en Bogor. De kunstobjecten uit de Nederlandse particuliere schenkingen bestaan hoofdzakelijk uit Chinees en Japans porselein, maar ook uit voorwerpen die in de koloniën zijn vervaardigd voor de export of voor toeristen.
Onderzoek
De afgelopen vijf jaar is onderzoek gedaan naar sporen van slavernij en koloniaal verleden in de Rijkscollectie. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn in 2020 gepubliceerd in het e-magazine Sporen van slavernij en koloniaal verleden. Verder draagt de RCE onder meer bij aan de uitvoering van het teruggavebeleid van koloniale objecten in Nederlandse openbare collecties die in een context van koloniaal gezag zijn geroofd, geconfisqueerd of onder dwang afgestaan of verkocht.
Collectie Valk
De collectie Felix Valk is in 2001 ingeschreven in de collectie van de RCE. Valk was stichter van Galerie 20 in Arnhem en van 1981 tot 1987 directeur van het Museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam. Daarna begon hij terug in Arnhem Galerie 20 x 2, toegespitst op hedendaagse, niet-westerse kunst.
Vitrine1: Indonesië
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Lambertus Zijl (1866-1947) | Lopende Javaan | circa 1918-1925 | K57215 |
Lambertus Zijl is een Nederlandse beeldhouwer wiens carrière goed op gang kwam toen hij samen ging werken met Berlage, met als hoogtepunt omstreeks 1900 de beelden en reliëfs voor de Koopmansbeurs in Amsterdam, de zogenoemde Beurs van Berlage. Daarnaast kreeg hij opdrachten voor de inrichting van diverse Nederlandse passagiersschepen die, naast Zuid- en Noord-Amerika, vooral Nederlands-Indië als bestemming kregen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Zijl in veel interieurs verwijzingen naar bewoners, dieren en landschappen van de archipel opnam. Er is geen aanwijzing dat de Lopende Javaan bedoeld is als decoratie voor een stoomschip. Ook het ontbreken van een arm van de figuur maakt een dergelijke hypothese weinig overtuigend. De man is gekleed in zogenaamde adat kleding, traditionele kleding voor formele gebeurtenissen, zoals die werd gedragen door mannen op Java. Vermoedelijk draagt hij op zijn hoofd een blangkon, een traditioneel gebatikt Javaans hoofddeksel.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Hengselmandje | eerste helft 20ste eeuw | AB624 |
Kruidnagel was in China en Indonesië al lang voor onze jaartelling bekend. Toen de Portugezen de Molukken bezetten, betekende dat het einde van de zelfstandige kruidnagelhandel van de Molukkers. Toen de VOC de Molukken veroverde op de Portugezen namen zij het monopolie over en werden de Molukkers verplicht om hun kruidnagel uitsluitend aan de Nederlanders te verkopen. Gebeurde dat niet, dan werd er wreed gestrafd.
Het 20ste-eeuwse mandje is gemaakt van kruidnagels en is bedoeld als decoratief object. Dit soort voorwerpen werden in die periode vooral gemaakt als souvenirs voor toeristen. Ook werden ze vaak getoond op jaarmarkten en wereldtentoonstellingen.
Het mandje is in 1961 met 250 andere objecten aan het Rijk geschonken door Dr. A.M. ter Horst en mevr. A. Batenburg-ter Horst. In deze schenking bevinden zich slechts enkele andere Indonesische voorwerpen.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Mythisch wezen | 1940-1960 | R3510 |
Wezens die half slang en half mens zijn komen zowel in de hindoeïstische, als in de boeddhistische mythologie voor. Deze zogenoemde Naga’s bezitten de kracht om hun lichaam van vorm te laten veranderen. Hun natuurlijke vorm is die van een slang, maar zij kunnen ook die van een draak aannemen. Sommige Naga’s zijn half mens, half slang, met of zonder armen. Zij kunnen goed- of kwaadaardig zijn. Grote beelden van Naga’s staan vaak als bewakers bij ingangen van tempels.
Het beeldje uit de collectie van de RCE is op Bali vervaardigd. Waarschijnlijk voor de kunsthandel in Indonesië. Het is in 1961 door het Hoge Commissariaat in Jakarta naar Nederland gestuurd en maakte daarvoor vermoedelijk deel uit van de kunstcollectie in de paleizen van de Gouverneurs-Generaal.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Karbouw met jongetje op de rug | 1940-1940 | R3509 |
Het sculptuurtje is in 1961 door het Hoge Commissariaat in Jakarta naar Nederland gestuurd en maakte daarvoor vermoedelijk deel uit van de kunstcollectie in de paleizen van de Gouverneurs-Generaal.
Vitrine 2: Suriname
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Wapenschild | derde kwart 18de eeuw | LM02978-D |
Het uit hout gesneden wapenschild met een banderol met in reliëf de naam van Ian Simons maakt deel uit van een serie van vijf wapenschilden van vijf Amsterdamse regenten. Twee van hen bezaten plantages in Suriname, zo ook Jan Simons (1725-1785). Hij was koopman en eigenaar van de koffieplantage Den Arend en La Tranquillité aan de Berbice in Suriname. In die jaren was dat één van de meest productieve plantages van Suriname. Op de plantage moesten de slaafgemaakten zwaar geweld verduren en werken onder onmenselijke omstandigheden.
Waar de vijf wapenschilden in Amsterdam ooit voor zijn gemaakt, is nog onbekend. Mogelijk voor het Spin- en (Nieuwe) Werkhuis, waar zeker vier van de vijf regent waren. De vijf wapenschilden komen uit de collectie van Rijksmuseum Lambert van Meerten die in 1987 bij de Rijkscollectie werd ingeschreven.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Leon Senf (1860-1940) | uitvoering: De Porceleyne Fles, Herdenkingsbord Suriname | 1917 | AA2453 |
Het bord behoort tot de serie ‘Nieuw Delfts’ dat geïnspireerd is op oosterse keramiek. Het geglazuurde aardewerk heeft een polychroom decor met wapenschilden en het opschrift '1667-1917'. Dit ter herdenking van het 250-jarig bestaan van de Nederlandse kolonie Suriname. Links op het bord het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden en rechts het onofficiële wapen van Suriname, een zeilende driemaster, dat overgenomen is van het wapen van de West-Indische Compagnie (WIC). Pas in 1959 kreeg de kolonie Suriname een eigen officieel wapen, waarin de driemaster overigens ook verwerkt is. Daarvóór was het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden het officiële wapen van Suriname.
Het bord is afkomstig uit de collectie van de aardewerkfabriek De Porceleyne Fles in Delft, die in 1985 verworven werd met steun van de Vereniging Rembrandt.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Erwin de Vries (1929-2018) | Zonder titel | 1948 tot 1976 | R13651 |
Geboren in Paramaribo verhuisde Erwin de Vries in 1948 op achttienjarige leeftijd naar Nederland en haalde hij daar zijn MO-tekenen aan de Haagse kunstacademie. Vanaf 1958 studeerde hij gedurende drie jaar beeldhouwkunst aan de Rijksacademie in Amsterdam. Daarna exposeerde hij steeds op eigen initiatief, zowel in Suriname als in Europa. In 1970 was hij de eerste zwarte kunstenaar die in Amsterdam in het Stedelijk Museum een solotentoonstelling kreeg. De sculptuur stelt een staande figuur voor.
Het kunstwerk is op een niet meer bekend moment door Sticusa (Stichting Culturele Samenwerking) overgedragen aan de RCE. Sticusa was een Nederlandse stichting die van 1948 tot 1991 door de Nederlandse overheid de taak had gekregen om de culturele samenwerking te bevorderen tussen Nederland, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Hoogstwaarschijnlijk heeft Sticusa het beeld van Edwin de Vries zelf gekocht. Wanneer is helaas onbekend.
Vitrine 3: Afrika
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Volk van Igbo | Zonder titel | 1970 tot 1988 | AB15393 |
De figuur heeft een verticaal geplaatste speerpunt door het rechter oog. Aan de achterzijde is ter hoogte van de onderrug een maskergezicht aangebracht. De figuur vertoont een combinatie aan stijlkenmerken die toegeschreven kunnen worden aan zowel de Igbo als aan de Eket, beide volkeren in Nigeria. De figuur is waarschijnlijk een hoofdmasker (headdress) dat bedoeld is om op het hoofd te dragen samen met een, aan de ronde basis bevestigd maskerkostuum. Het is niet bekend of dit figuur ook echt gebruikt is of dat het specifiek vervaardigd is voor de externe markt.
Het beeldje behoort tot het legaat uit 1989 van de Rotterdamse kunstschilder Dolf Henkes.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Volk van Senufo (school) | Zonder titel | 1950 tot 1988 | AB15391 |
De Senufo komen voor in het Noorden van Ivoorkust, het Zuiden van Mali, en het oosten van Burkina Faso. Het beeldje is van een type dat door Sandobele, leden van het vrouwengenootschap van de Sandogo, wordt gebruikt om toekomstvoorspellingen te doen. Sandobele laten onsterfelijke wezens of bosgeesten, de Madebele, bezit nemen van de beeldjes. Vervolgens kunnen de vrouwen de Madebele vragen stellen over de toekomst. De vrouwen hebben een kom met daarin voorwerpen, zoals schelpen en botjes. Zij werpen die uit de kom en lezen de antwoorden van de Madebele af uit de volgorde waarin de voorwerpen op de grond liggen. Of dit beeldje werkelijk is gebruikt door Sandobele is niet bekend. Wellicht is het gemaakt voor de internationale handel.
Het beeldje behoort tot het legaat uit 1989 van de Rotterdamse kunstschilder Dolf Henkes.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Obido (?) | Kappersbord | tweede helft 20ste eeuw | AB17785 |
Op dit blauwe paneel staan zes rijen met telkens vier vrouwenhoofden en haarstijlen. Dit bord heeft bij een barbershop gestaan. Afgaande op het opschrift op het bord stond de barbershop in Lome, de hoofdstad van Togo, in de Rue Blanc-Blanc in de wijk Be-Kopta. Of Obido de schilder van het kappersbord is of de kapper zelf, is niet bekend. De achterzijde van het bord is onbeschilderd gelaten. Het bord lijkt dan ook bedoeld om schuin tegen een muur van de barbershop geplaatst te worden.
Het object is in 2001 met de collectie Felix Valk in de Rijkscollectie gekomen. Tot 2023 was het in bruikleen bij het Wereldmuseum Berg en Dal, voorheen het Afrikamuseum.
Vitrine 4: Japan
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Krab | tweede helft 19de eeuw | LM03060 |
Deze bronzen krab is gegoten in Japan en dateert vermoedelijk uit de Meijiperiode (1868-1912). Het stelt een Japanse blauwe krab voor. Deze soort is een van de meest gevangen krabsoorten en komt voor in de kustwateren van Azië.
Het beeldje komt uit de collectie van Rijksmuseum Lambert van Meerten die in 1987 in de collectie van de RCE werd ingeschreven.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Vaas | midden 19de eeuw | LM02515 |
Deze vaas is rijk gedecoreerd met diverse soorten bloemen waartussen vogels. Op de buik bevinden zich twee grote cartouches met daarin decors van een rivierlandschap met een ruiter te paard en twee lopende dienaren, waarvan een met een parasol. De vaas is beschilderd in de Imari-stijl. Imari-porselein is de verzamelnaam die door Europeanen werd gebruikt voor porselein dat in de Japanse stad Arita werd vervaardigd en via de havenstad Imari werd geëxporteerd. In de 19de eeuw werd het ‘Japans’ porselein ook in China en Europa nagemaakt. Ook dat wordt doorgaans aangeduid met Imari-porselein.
De vaas komt uit de collectie van Rijksmuseum Lambert van Meerten die in 1987 in de collectie van de RCE werd ingeschreven.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Dienblad | midden 19de eeuw | LM03251 |
Dit rood gelakte dienblad is versierd met een bloeiende plant en een vlinder. Het dienblad is door een houtbewerker gemaakt en vervolgens door een lakmeester in minstens vijf lagen gelakt. Het Japanse lakwerk (urushi) vormde al in de 16de en 17de eeuw een belangrijk deel van de handel tussen de VOC en Japan. In Nederland was Japans lakwerk een duur en gewild luxeproduct. Toen Japan niet meer was afgesloten steeg de productie en nam de export naar Europa toe. Maar ook toen bleef de kwaliteit vaak zeer hoog.
Het dienblad komt uit de collectie van Rijksmuseum Lambert van Meerten die in 1987 in de collectie van de RCE werd ingeschreven.
Vitrine 5: China
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Kopje en schotel | circa 1700 | AA2934-A-B |
Kopje, porselein, glazuur, decoratie met floraal en geometrisch motief. In 1985 geschonken door mevr. Dr. Elly Jaffé-Freem, Nederlands romaniste en literair critica.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Theepot | circa 1740-1769 | KP1335-A-B |
Theepot, porselein, glazuur, met deksel, Amsterdams Bont, decor bloemenmand. Dit theepotje is in 2009 door de erven van H.K.H. prinses Juliana der Nederlanden aan de Staat der Nederlanden overgedragen.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Onbekend | Taboeret | tweede helft 19de eeuw | AB1865-A |
Deze trommelvormige taboeret is gemaakt van geglazuurd aardewerk met opengewerkte zijden en gedecoreerd in blauw, rood, groen en geel. Het onderwerp op de bovenzijde van de taboeret is het omvangrijke verhaal van het Verhaal van de wateroever, een 14de-eeuwse roman waarvan delen tot theaterstukken zijn gemaakt. De voorstelling op de taboeret is aan één van die theaterstukken ontleend.
De taboeret, is samen met een tweede exemplaar, in 1964 aan de RCE geschonken door de mejuffrouw ing. H.J. Kruseman uit Hengelo. In haar schenkingsbrief meldt zij dat de objecten in 1870 door haar grootvader in toenmalig Nederlands-Indië waren gekocht.