Van ambassade tot benzinestation: negen voorbeelden van Amerikaanse sporen in Nederlands erfgoed
Weblog
Vandaag zijn in Amerika de vierjaarlijkse presidentsverkiezingen. De huidige Verenigde Staten ontstonden op 4 juni 1776 toen dertien voormalige Britse koloniën aan de oostkust van Amerika zich onafhankelijk verklaarden. Bij de Vrede van Parijs (1783) erkende Groot-Brittannië de onafhankelijkheid. Nadat de staten het onderling eens waren geworden over een grondwet en federaal bestuur werd George Washington de eerste Amerikaanse president.
De Nederlandse republiek behoorde destijds tot de eerste landen die de nieuwe Staat erkende. Op 16 november 1776 werd vanaf fort Oranje op St. Eustatius de beroemde First Salute afgevuurd. De Nederlandse gouverneur Johannes de Graaff liet de kanonnen van het fort een groet brengen aan het oorlogsschip Andrew Doria, dat voer onder de nieuwe vlag van de Verenigde Staten. De Amerikanen interpreteerden dat als de buitenlandse erkenning van hun onafhankelijkheid. Sindsdien zijn de relaties tussen Nederland en de Verenigde Staten intensief geweest. Kooplieden zagen gouden kansen voor de handel. Vele Nederlanders zochten hun geluk aan de overkant van de oceaan. Sinds de beslissende rol van de Amerikanen bij de bevrijding van West-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog is de band nog sterker.
Talrijk zijn de sporen in ons land van dit gezamenlijke verleden. Van het erfgoed van de trans-Atlantische vaart tot de invloed van Amerikaanse architectuur in Nederland. De adviseurs van de Rijksdienst hebben een aantal van deze voorbeelden uitgelicht, maar er waren nog vele andere mogelijk.
1. Keizersgracht 529, Amsterdam
Keizersgracht 529 is een van die vele 18de-eeuwse gevels die zo onmisbaar zijn voor het ensemble van de Amsterdamse grachtengordel. Architectonisch is het echter niet zo bijzonder. Des te uitzonderlijker is de bewoningsgeschiedenis: hier woonden in 1781-1782 twee toekomstige presidenten van de toen nog piepjonge Verenigde Staten van Amerika: John Adams en zijn tienerzoon Quincy Adams, president van resp. 1797 tot 1801 en van 1825 tot 1829.
John Adams was in 1780 door de Amerikaanse regering naar Nederland gestuurd om fondsen te werven voor de jonge staat die in oorlog was met Engeland. Dat werven ging eerst niet zo soepel. De Amsterdamse kooplieden sympathiseerden weliswaar met de Amerikaanse zaak, maar aarzelden om openlijk steun te geven. Stadhouder Willem V was namelijk Engels gezind. Op 19 april 1782 werd Adams echter als officieel gezant erkend door de Staten-Generaal. Kort daarna vond hij een groep Amsterdamse kooplieden bereid een forse lening aan de jonge Verenigde Staten te verlenen. Het was de eerste buitenlandse lening aan de V.S. ooit. Na het sluiten van een vriendschaps- en handelsverdrag (8 oktober 1782) vestigde Adams zich in het (verdwenen) pand Fluwelen Burgwal 17 in Den Haag.
Het Amsterdamse pand wordt wel de oudste ambassade van de V.S. ter wereld genoemd. Maar het is de vraag of dat klopt. In Parijs was Benjamin Franklin namelijk al ambassadeur vanaf 1776. Het is waarschijnlijk wel de oudste nog bestaande diplomatieke vertegenwoordiging. En hoe dan ook is het pand een bijzondere getuige van de banden tussen de Republiek der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika. Een plaquette op de gevel herinnert daaraan.
2. Huis Zonnebeek, Enschede
Op 27 jarige leeftijd trouwde in 1900 de Amerikaanse Edwina Burr Ewing (1872-1945) met de Enschedese textielfabrikant Jan Bernhard van Heek (1863-1923). Edwina was afkomstig uit Missouri (St. Louis) en ontmoette Jan Bernhard in Bad Bentheim. Het jonge echtpaar Van Heek – Burr Ewing vestigde zich in Enschede en legde in de periode 1906-1908 de fraaie buitenplaats Zonnebeek aan. Het sportieve en cultuur minnende stel creëerde op de destijds nog uitgestrekte heidevelden buiten Enschede een fraai complex met huis, moestuin, theekoepel, koetshuis en een garage.
Het hoofdhuis werd ontworpen door de Twentse architect Arend Gerrit Beltman Gzn. in een Amerikaanse stijl. Het witte huis heeft een symmetrische voorgevel met een opvallende vooruitspringende, halfronde portico met balkon en een timpaan. Het doet denken aan huizen in de zuidelijke Amerikaanse staten die gebouwd waren in de zgn. ‘Colonial Style’ en die Edwina zo goed kende uit haar jeugd. Het interieur is licht en ruimtelijk en heeft een heel vriendelijk karakter. Het park is eveneens ontworpen met Amerikaanse kenmerken: het is wijds opgezet met uitgestrekte gazons. De aanleg is ontworpen door tuinarchitect Pieter Wattez.
3. Aankomst- en vertrekhal Holland-Amerika Lijn, Rotterdam
Als grote havenstad speelde Rotterdam altijd al een belangrijke rol in de verbinding met Amerika. Belangrijke monumenten getuigen daarvan aan de zuidelijke Maasoever. In 1873 vestigde zich de Nederlandsch-Amerikaanse Stoomvaart-Maatschappij aan de Prinsessekade. De onderneming bouwde een grote terminal voor de vrachtvaart en de landverhuizers naar Amerika. Aan de kade stonden verschillende loodsen (met een totale lengte van 700 meter), een kantoor, de aankomst- en vertrekhal en een werkplaatsengebouw. In 1896 werd aan de naam van de rederij Holland-Amerika Lijn (HAL) toegevoegd en vijf jaar later bouwde de maatschappij een opvallend kantoorgebouw op de kop van de Wilhelminapier, het huidige Hotel New York.
Het bombardement van Rotterdam van 14 mei 1940 verwoestte een groot deel van de gebouwen van de HAL. Direct na de oorlog werden nieuwe loodsen gebouwd, genoemd naar vijf havensteden (Philadelphia, Norfolk, Baltimore, New York en Rotterdam). Een daarvan, de ‘Rotterdam’, staat er nog altijd. Deze loods, die diende als vertrek- en aankomsthal werd in 1949 opgetrokken in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid door de architecten J.A. Brinkman, J.H. van den Broek en J.B. Bakema. Na een herbestemming als evenementenhal is de gerestaureerde aankomsthal sinds 1999 weer een cruiseterminal.
4. Benzinestation Dudok, Groningen
De architect van dit benzinestation was een geliefde architect in Amerika. In 1953 ontving Willem Marinus Dudok de gouden medaille van het American Institute of Architects. Hij ontmoette de Amerikaanse directeur van Esso die hem de opdracht gaf een goedkoop, doch verantwoord, benzinestation te ontwerpen. Hij koos voor een ontwerp in een V-vorm op twee poten waaronder een doos met stalen ramen. Een combinatie van luifel, benzinestation en kiosk. Het eerste exemplaar verscheen in Heerlen, waarna op meer dan honderd plekken langs de Nederlandse rijkswegen. Het was een standaardmodel, maar geen prefab. Alles werd op locatie vervaardigd met kleine verschillen zoals de omvang van de luifel of die van de kiosk. In de binnenstad van Groningen staat een laatste exemplaar dat herinnert aan deze Amerikaanse invloed.
5. Landhuis Eerder Esch, Ommen
Frank Lloyd Wright is een van de bekendste en meest nagevolgde Amerikaanse architecten van de twintigste eeuw. Acht van zijn ontwerpen kregen in 2019 zelfs de Unesco Werelderfgoedstatus. En nog steeds verrijzen er huizen in zijn ‘stijl’. Deze zogenoemde ‘Prairie Style’ was gebaseerd op de weidse en vlakke grasvlakten in Noord-Amerika en moest een echte Amerikaanse architectuur opleveren, een breuk met de tot dan toe veel toegepaste historische Europese architectuurstijlen. Dit vertaalde zich in een kenmerkende architectuur met langgerekte horizontale belijning, grote overstekken, flauwe dakhellingen, toepassing van baksteen en beton en plattegronden waar binnen en buiten vloeiend in elkaar over lopen.
Het landhuis Eerder Esch in Ommen is een bijzonder voorbeeld in Nederland dat geïnspireerd is op de huizen van Frank Lloyd Wright. Tijdens een huwelijksreis naar de Verenigde Staten raakte Philip baron van Pallandt onder de indruk van deze architectuur. Eenmaal thuis gaf hij in 1929 architect Hendrik Sangster de opdracht om een vergelijkbaar landhuis voor zijn gezin te ontwerpen. Op de esgronden vlakbij het kasteel van het eerder door hem geërfde Landgoed Eerde verrees dit nieuwe landhuis, dat sterk verbonden is met het omringende landschap.
6. Windmotor Polder Tjalma, Skarmole, Súdwest-Fryslân
De Amerikaanse windmotor vindt zijn oorsprong in de Verenigde Staten en werd rond 1854 ontwikkeld door Daniel Halladay. Dit type molen werd in Nederland in de eerste helft van de 20ste eeuw vaak gebruikt voor het bemalen van polders. In Nederland werden deze molens gezien als een goedkoper alternatief voor een traditionele windmolen of een stoomgemaal. Het grote voordeel ten opzichte van de traditionele Nederlandse poldermolen was dat deze windmotor zonder toezicht van een molenaar kon werken en minder onderhoud vergde. Financieel dubbel voordelig voor de polderbesturen. In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn er ruim tweehonderd geplaatst, in het bijzonder in de provincies Noord-Holland en Friesland.
[De tekst gaat verder onder de foto]
De grote typen windmotoren werden onder andere gefabriceerd in Dresden, Duitsland. Zo ook de windmotor Polder Tjalma, Skarmole in het Súdwest-Fryslân. De molen werd ingevoerd door R.S. Stokvis & Zonen uit Rotterdam en was in 1926 gereed. De stenenopbouw werd in de jaren ’60 toegevoegd vanwege de installatie van een dieselmotor. In 1999 werd de windmotor overgedragen aan de Molenstichting Nijefurd, die de windmolen heeft gerestaureerd.
7. Voormalige Amerikaanse ambassade, Den Haag
Het spraakmakende gebouw voor de Amerikaanse ambassade werd eind jaren vijftig gerealiseerd op de hoek van het Lange- en Korte Voorhout in Den Haag. Het ontwerpen van een ambassadegebouw op deze gevoelige locatie in de binnenstad werd toevertrouwd aan de van origine Hongaarse architect Marcel Breuer. Dat paste helemaal in het toenmalige Amerikaanse architectuurbeleid, dat er op gericht was om bij de bouw van ambassades te kiezen voor internationaal georiënteerde architecten met een modernistische achtergrond.
Breuer ontwierp een ambassadecomplex dat qua bouwmassa was afgestemd op de omgeving, maar in een architectuur die daarvan sterk afweek. Het bestaat uit twee haaks op elkaar staande rechthoekige vleugels van vier bouwlagen die een binnentuin met auditorium omsluiten. De gevels zijn bekleed met rechthoekige en trapeziumvorige Muschelkalkstenen platen en ook de vensters hebben deze karakteristieke trapeziumvorm. Het gebouw heeft een vrij gesloten en ingetogen karakter, maar door het materiaalgebruik, de vormentaal en zorgvuldige detaillering getuigt het van hoog architectonisch niveau en heeft het een monumentale uitstraling.
Sinds het vertrek van de Amerikaanse ambassade in 2018 wordt er gezocht naar een nieuwe functie voor dit bijzondere voorbeeld van wederopbouwarchitectuur in een variant op de Internationale Stijl.
8. Singer museum, Laren
William Singer, zoon van een rijke staalmagnaat uit Pittsburgh, was gefascineerd door kunst. Met zijn echtgenote Anna Singer-Brugh trok hij daarom naar Parijs, dat destijds het centrum van de kunstwereld was. Bewondering voor het werk van de Nederlandse schilder Anton Mauve bracht hen naar het Gooise kunstenaarsdorp Laren. Mauve had jarenlang in het Gooi gewerkt en zijn schilderijen van landschappen met heide en schaapskuddes waren zeer populair bij Amerikaanse verzamelaars. In Laren bouwde het echtpaar Singer een villa: ‘De Wilde Zwanen’. Hier ontvingen ze hun vrienden, onder wie vele kunstenaars. Samen brachten ze een indrukwekkende kunstcollectie bijeen.
[De tekst gaat verder onder de foto]
Na de dood van haar man liet Anna Singer bij hun villa een museum en een concertzaal bouwen. Die stelde zij in 1956 open voor publiek. De combinatie van beeldende kunst en theater- en muziekleven is altijd belangrijk gebleven in Singer Laren. De collectie groeide en veel artiesten traden er op, zoals de legendarische jazzmusici Dizzy Gillespie en Chet Baker. Anno 2020 bloeit de culturele erfenis van William en Anna Singer door als museum, villa, theater en beeldentuin.
9. RAI, Amsterdam
Als groot beurs- en congrescentrum heeft de RAI in Amsterdam vele belangrijke bezoekers gehad in de loop van zijn bestaan. Een van de beroemdste is zonder twijfel de Amerikaanse dominee en burgerrechtenactivist Martin Luther King. King kwam in de zomer van 1964 naar Amsterdam voor de Europese baptistenconferentie die van 12 tot 16 augustus plaatsvond in de RAI. Tijdens de dienst op de afsluitende zondag verzorgde hij de preek. De prediking werd rechtstreeks uitgezonden op televisie in Nederland, Duitsland, Denemarken en Zweden.
Voor zijn geweldloze strijd tegen racisme en voor gelijkheid kreeg Martin Luther King later in 1964 de Nobelprijs voor de Vrede. Het jaar erop kwam hij opnieuw naar Amsterdam om in het Concertgebouw een eredoctoraat van de Vrije Universiteit in ontvangst te nemen. Drie jaar later, op 4 april 1968, werd King in Memphis vermoord.
Het beurs- en expositiegebouw Europahal RAI met de bijbehorende reclamezuil ‘Het Signaal’ werd in 2015 als toonaangevend monument van de Wederopbouwperiode in Nederland aangewezen als rijksmonument.