Alexander Schabracq, Nachtelijk zelfportret, 1986
Weblog
Waar de duim door het palet gestoken kan worden zit nu het gipsen masker van ’s kunstenaars hoofd. De donkere vilten lap waar het palet op rust stelt blijkbaar de nacht voor, want de titel van het werk luidt ‘nachtelijk zelfportret’.
De Rijksdienst kocht de assemblage in 1986 en toonde het in het Museum Prinsenhof in Delft op zijn jaarlijkse presentatie van nieuwe verwervingen. Daarna verdween het in het depot, waar ook de vijf andere aangekochte werken van de eigenzinnige kunstenaar zijn opgeborgen.
Als iemand van alle technieken thuis is, is het wel Schabracq. Hij is beeldhouwer, graficus, schilder, (edel)smid, keramist en meubelontwerper. Hij assisteerde André Volten en Niki de Saint Phalle na zijn opleiding aan de Rietveldacademie in Amsterdam (1975-1981), waarna hij zich richtte op het maken van zijn eigen bewegende beelden van roestig schroot in de trant van Jean Tinguely. Nog steeds laat hij zich ruimhartig inspireren door het surrealisme, pop-art en niet-westerse kunst. Hij assembleert alledaagse materialen tot straatmeubilair in Amsterdam, rollende keukens voor festivals, tuinhekken en lampen, waarbij de toeschouwer een prettig gevoel van verwarring krijgt. Enige onzekerheid roept ook dit ‘nachtelijk zelfportret’ op, want wat is het nu? Een veilig omhuld dodenmasker, een kunstenaarsportret met palet en kwast, of nog iets anders?
‘Geen project is te groot, geen materiaal te moeilijk, geen idee onmogelijk’, schrijft de kunstenaar op zijn website. Dat niet iedereen zijn kunstwerken waardeert, neemt hij op de koop toe. De lantaarnpalen op het Rokin verdwenen bij de herinrichting naar het IJzermuseum in het Gelderse Ulft en Publex weigerde affiches te plakken onder zijn uitbundige sculptuur op een reclamezuil. Het ‘nachtelijk zelfportret’ zou het goed doen in een grote vergaderzaal: rustgevend en uitnodigend tot beschouwing ineen.