Historische boerderijen: types
Nederland kent verschillende typen boerderijen. Afhankelijk van de periode waarin ze gebouwd werden en in welke regio.
Grofweg zijn boerderijen in te delen in vijf types:
- Noordelijke huisgroep
- Hallehuisgroep en de langgevelboerderij
- Zuidwest-Nederlandse boerderij
- Zuid-Limburgse boerderij
- Moderne boerderij
Noordelijke huisgroep
Dit type boerderij heeft meerdere functies onder een dak, zowel het woongedeelte als de stallen en de hooiopslag. Deze boerderijen staan in Friesland, Noord-Holland, Groningen en de Waddeneilanden. De uitvoering van de boerderij ontwikkelde zich in elke provincie anders. Zo ontstond in Noord-Holland de stolpboerderij en in Friesland de kop-hals-rompboerderij of kop-rompboerderij.
Er zijn veel varianten binnen de verschillende soorten boerderijen van de Noordelijke huisgroep. Vooral de stolpboerderij in Noord-Holland kent een groot aantal soorten. Afhankelijk van de status of de bedrijfsactiviteiten en plaatselijke omstandigheden kreeg het pand een rijke voorgevel of extra stalruimte. Andere specifieke varianten zijn de Friese stelp en in Groningen ontstond vanuit Duitsland de Oldambtsterboerderij.
Hallehuisgroep en de langgevelboerderij
Het hallehuis komt op veel plekken in Nederland voor. Grofweg loopt het gebied vanaf de zuidgrens van Groningen en Friesland tot aan Noord-Brabant en Noord-Limburg en van oost naar west.
Een hallehuis bestaat uit een rechthoekig gebouw. Voorin is het woongedeelte en achter bevindt zich het bedrijfsgedeelte met daarin de stallen en de opslag. De woon- en bedrijfsruimte is gescheiden door een brandmuur. Het werkgedeelte bestaat meestal uit een middendeel en twee zijgedeelten. Het middenstuk huisvest het deel met de werkruimte en dorsruimte voor stro en graan. De smalle zijbeuken zijn voor vee en werktuigen.
Vanuit deze basisvorm zijn vele streekgebonden varianten ontstaan. In het Rivierengebied bijvoorbeeld werd het voorhuis tot een T-vorm uitgebouwd. Deze boerderij heet dan ook de T-huisboerderij. In Zuid-Holland werden onder het woongedeelte kelders gebouwd. Hierdoor ontstonden de bekende opkamers.
In Brabant werden de gebruiksruimtes niet meer naast, maar achter elkaar gebouwd zodat er langgerekte panden ontstonden. Deze boerderijen worden langgevelboerderij genoemd.
Zuidwest-Nederlandse boerderij
Deze boerderijen zijn ontstaan door strijd tegen het water in de provincie Zeeland. De vele overstromingen zorgden voor aanvoer van vruchtbare zeeklei. Na de aanleg van dijken ontstonden hier verschillende soorten boerderijen. Deze boerderijen hadden bijna altijd grote schuren voor opslag van graan, soms wel 12 meter hoog. Het woonhuis was tegen de schuur gebouwd. Door brandgevaar en ook door statusverhoging werden het vrijstaande bakstenen woningen. Hierdoor ontstond een boerderijencomplex met woning en verschillende bijgebouwen.
Zuid-Limburgse boerderij
In Zuid-Limburg hebben boerderijen een duidelijk andere vorm dan in de rest van Nederland. Boerderijen zijn uitgebouwd van een L- of U-vorm tot vierzijdig gesloten complexen. Vaak werden ze uitgebreid met poortgebouwen en torens waardoor ze de uitstraling van een kasteel kregen. De boerderijen zijn vanaf de 20e eeuw opgetrokken uit vakwerk en wit gekalkt. Daarvoor waren ze meestal witgeschilderd of van onbehandeld leem.
Moderne boerderij
Deze boerderijen ontstonden door de opkomst van het moderne boerenbedrijf met schaalvergrotingen. Vanaf de 19e eeuw waren er experimenten met andere mogelijkheden voor de landbouw. Hierdoor werden de oudere boerderijen minder geschikt en werden er andere huizen ontworpen die minder aansloten op de traditionele bouw. Systeembouwboerderijen zorgden dat er niet langer streekgebonden gebouwd werd. Vanaf de jaren zestig worden de stallen groter en wordt er met universele materialen gebouwd.