Majoor Fred op de Koningin Wilhelmina Kazerne

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft in mei en juni 2023 de campagne gevoerd 'Wat deed jij tijdens de Koude Oorlog?' om Koude Oorlog verhalen van burgers en militairen op te halen en te publiceren op een speciale website. 

Het verhaal Majoor Fred  is geschreven door Will Mallens. Het is een van de ongeveer 350 verhalen die gedeeld zijn over de Koude Oorlog en speelt zich af op de op de Koningin Wilhelmina Kazerne in Ossendrecht. Het volledige verhaal over Majoor Fred en alle andere verhalen zijn te lezen op koudeoorlog.nl

Een hoogtechnologisch laboratorium

De rondleiding langs de diverse afdelingen van het militaire complex, maakt me duidelijk dat ik terecht ben gekomen in een hoogtechnologisch laboratorium waar alles wat defensie wil gaan aanschaffen, of ooit eerder heeft aangeschaft en verbeterd dient te worden, tot in den treure getest en beproefd wordt. Hier werken beroepmilitairen en dienstplichtigen, soldaten, onderofficieren en hoge officieren en burgers met elkaar samen aan de meest geheime en geheimzinnige projecten. En daar ga ik, als linkse pacifist, ook een bijdrage aan leveren. Dat levert een eigenaardig gevoel op, maar maakt tevens de nieuwsgierige inborst in me los. Wat me enigszins geruststelt is het gegeven dat ik hier in ieder geval niet wordt opgeleid om mensen dood te schieten of huizen aan gruizelementen te bombarderen. Een schrale troost, maar het is er een.

Technische lego

De meeste indruk maakt de sectie 4-tonnertest op me. In deze jaren worden namelijk de nieuwe DAF-vrachtwagens in 4-tons en 2-tons uitvoering getest. En dat gebeurt allemaal hier. Op allerlei manieren worden de nieuwe vrachtwagens tot in het kleinste detail uitgeplozen. Zo staan er twee van die kolossen 24 uur, 7 dagen in de week, maandenlang, in ieder geval de veertien maanden dat ik er heb rondgehangen, continu te draaien op rollerbanken. Gekoppeld aan computers waar ingenieurs achter zitten al dan niet met legerpet op, om gegevens te noteren en te analyseren. Er liggen van die vrachtwagens als technisch lego uit elkaar geplukt op de vloer van een grote hal. Er hangen honderden foto’s van elk scheurtje of andere onregelmatigheid, gerangschikt op grote wandborden met commentaren eronder.

Het kost een paar centen...

Maar het meest nog imponeert het testonderdeel op de weg. Al sinds het begin van dit testprogramma rijden er een aantal van deze 4-tonners ook weer 24 uur per dag, 7 dagen in de week op diverse soorten trajecten in een straal van zo’n vijftig kilometer rondom het complex. Ze worden in shifts bemand met dienstplichtige militairen met een chauffeursopleiding, meestal vergezeld van wat oudere beroepskorporaals die hun dagelijks werk hebben op het complex. De ene serie 4-tonners moet continu terreinrijden, de andere over secundaire wegen en door dorpen en steden laveren, de derde serie alleen snelwegen. Op deze manier worden eindeloze reeksen gegevens verzameld op basis waarvan de burgertrucks zullen worden aangepast aan oorlogsdoeleinden. Indrukwekkend, al blijft het dat afschrikwekkende maar noodzakelijke doel dienen. En het kost de belastingbetaler een paar centen.

Brabantse carnaval

Zo loop ik met mijn nieuwe baas van het ene in het andere technische project, alwaar ik overal even vriendelijk als ontspannen wordt verwelkomd. Hier wordt niemand moe, zo te zien.
De rondgang langs de projecten wordt aangenaam onderbroken door een uurtje schaften in de bedrijfskantine, waar het diverse militaire en burger pluimage broederlijk aan tafeltjes door elkaar heen soep met broodjes zit te nuttigen: sterren en balken en strepen, langharige dienstplichtigen, overalls, groene en gestreepte pakken en zelfs een geitenwollen slobbertrui van de bedrijfsfotograaf. Het doet me denken aan het Brabantse carnaval, waar de burgemeester, de groenteboer, de vroedvrouw en de tegelzetter samen de polonaise doen met hetzelfde verschaalde pils uit hun glas klokkend.

Majoor Fred

De projecten die ik die middag voorgeschoteld krijg, lopen uiteen van testopstellingen voor handschoenen en sjaals, of zakmessen en kookpotjes om in het veld een blik bonen te verwarmen, tot aan de radioverbindingssnelheid tussen de nieuwste rupsvoertuigen en de bestelde F16-straaljagers, of de bladveren van de gigantische aanhangers om tanks op te vervoeren. Voor een alfasukkel als ik complete science fiction. Maar een walhalla voor dienstplichtige HTS-ers of MTS-ers, die nu waarschijnlijk voor Piet Snot in een opleiding voor hospik of foerier zijn terechtgekomen. Leve de dienstplicht anno jaren ’70 vorige eeuw.
Terug op ons kantoor puntert mijn baas, ik mag hem inmiddels Fred noemen als we alleen zijn, me met zijn wijsvinger tegen de borst en voegt me glimlachend toe: ‘En al die projecten ga jij het komende jaar in de smiezen houden en brengt wekelijk verslag uit aan kolonel Stalman, de grote baas van deze proeftuin.’

Het planbord

Een bij voorbaat mislukte onderneming flitst het door mijn hoofd. Hoe kan ik nou met mijn opleiding en nul komma nul werkervaring, meer dan dertig hoogtechnologische testprojecten gaan bestieren? Dat is nog vele malen zinlozer dan een afgestudeerde astronoom bij de geneeskundige troepen een spalk aan een beenbreuk te leren aanleggen, om maar eens een uiterste los te laten op deze situatie.
Maar majoor Fred breidt zijn commando uit: ‘En dat gaan wij samen doen. Ik heb het bevel gekregen van de kolonel om een planbord aan te schaffen, waarop hij de fases van alle projecten in één oogopslag kan overzien. Daarom heb ik dus assistentie aangevraagd en dat ben jij geworden soldaat Mallens. En als je een beetje je best doet, zwaai je hier af als korporaal.’ Nou, daar zat ik echt op te wachten…
Met een theatrale armzwaai richting een kale kantoormuur van wel vier meter breed, vervolgt hij: ‘En hierop gaat het allemaal gebeuren. Een planbord waarop alle projecten zichtbaar zijn, in welke status ze verkeren, wanneer ze gestart zijn en wanneer ze klaar moeten zijn. Wat denk je ervan? Iets voor jou?’

De nationale driekleur

Als ik het kantoorgebouwtje uitloop, zie ik aan mijn linker kant de enorme vlaggenmast waar ik morgenochtend de nationale driekleur moet hijsen en rechts van mij een langzaam voorbij rijdende file van collega’s met baretten en petten, met lang en kort haar achter het stuur, ze steken stuk voor stuk hun hand naar me op: houdoe en tot morgen, en rijden de poort uit. Ik kruip achter het stuur van pa’s Opeltje en rij ook maar naar huis. Waar moet ik anders heen, niemand houdt me tegen. Het zal wel goed zijn zo. Drie kwartier later zit ik thuis aan tafel tegenover mijn vrouw een extra chique portie afhaalchinees te nuttigen, die ik onderweg heb meegenomen om deze surrealistische dag te vieren. Het ziet ernaar uit dat ik de rest van mijn diensttijd dagelijks naar huis kan. En daar was het toneelstukje in Ermelo toch vooral om te doen.

Maar eerst koffie en een sjekkie

Om deze positie niet te verknallen, ga ik de volgende ochtend, netjes opgedoft in mijn eerste grijs vroeg van huis en arriveer nog in het halfdonker om zeven uur dertig voor de poort, die net open gaat om de 4-tonner met de Van Heutz bewakingsdienst door te laten. Toon, de receptionist zit al achter de centrale en vangt me op. Even later doet hij me voor hoe ik de speciaal opgevouwen driekleur aan het touw moet haken en tegelijkertijd moet hijsen. Het zal niemand verbazen dat als ik het zelf voor de eerste keer moet doen, ik het nationale laken op de grond laat flikkeren. Gelukkig is Majoor Fred nog niet gearriveerd. Na een paar trucjes van Toon te hebben geleerd, wappert de trotse tricolor hoog in de mast. Op naar mijn tweede taak: dertig supertechnische proefprojecten voor de landmacht in goeie banen leiden. Als daar de Russen niet voor terugdeinzen, dan weet ik het ook niet meer. Maar eerst koffie en een sjekkie.