Veelgestelde vragen - overig
Ja. Dit is te vinden in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet. Dit artikel geeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de bevoegdheid aan de gemeenteraad een instructie te geven om aan een locatie in het omgevingsplan de functie-aanduiding van rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht te geven en om in het omgevingsplan te voorzien in het beschermen van dat stads- of dorpsgezicht. Deze bevoegdheid is een voortzetting van de bevoegdheid uit de Monumentenwet 1988 om beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen.
Lees meer
In de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (2009) is door de toenmalige Minister van OCW erop ingezet om het belang van de cultuurhistorie (lees inmiddels: cultureel erfgoed) zwaarder te laten meewegen in bestemmingsplannen. Daarbij, zo was toen de gedachte, nam de noodzaak tot het aanwijzen van rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten op grond van de Monumentenwet 1988 af. Na 2009 is nog wel het lopende aanwijzingsprogramma van stads- en dorpsgezichten uit de periode 1850-1940 afgerond, maar zijn door het Rijk verder geen nieuwe gezichten meer aangewezen. Voor gemeenten geldt dat de instructieregels in artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving onder meer de instructie omvatten om in het omgevingsplan daarvoor in aanmerking komende stads- en dorpsgezichten te beschermen.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht wordt aangewezen met een instructie op grond van artikel 2.34, vierde lid van de Omgevingswet. Deze instructie heeft tot strekking dat in het omgevingsplan de functie-aanduiding van rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht aan het desbetreffende gebied moet worden gegeven en dat voorzien moet worden in de bescherming daarvan. Het omgevingsplan moet onder andere voorzien in een verbod tot het slopen van bouwwerken dat is afgestemd op de karakteristieken van het stads- of dorpsgezicht. De beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit die het slopen van een bouwwerk betreffen kunnen desgewenst worden uitgebreid ten opzichte van het beperkte beoordelingskader uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
De omgevingskwaliteit kan worden vergroot door te ontwikkelen met cultureel erfgoed. Naast de randvoorwaarden die cultureel erfgoed meegeeft kan een ontwikkeling die is geïnspireerd door erfgoed leiden tot het vergroten van het draagvlak en zelfs tot het creëren van nieuwe (sociaal-maatschappelijke) waarden. Een verhaal(lijn) uit het verleden – ‘narratief’ – ook een verbindend perspectief kan opleveren voor diverse en soms tegenstrijdige belangen en opgaven.
De analyse van de cultuurhistorische ontwikkeling van een gebied laat zien welke oplossingen in het verleden werden gekozen voor bijvoorbeeld de behoefte aan waterberging, droge voeten, warmte, kracht, voedsel en een dak boven het hoofd. Zo’n analyse geeft inzicht in de locaties waar oplossingen het beste kunnen worden gezocht en een inspiratie voor de maatregelen die gekozen kunnen worden. Verandering van ons landschap is van alle tijden en omgaan met water hoort bij leven in de Nederlandse delta. Samen voegen we steeds een nieuwe laag toe aan onze geschiedenis.
Bekijk ook de pagina's water en klimaat, energie en landschap en onze publicaties voor meer informatie over cultureel erfgoed, de Omgevingswet en ruimtelijke opgaven.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Ja, dit kan bijvoorbeeld door in het omgevingsplan een gebied te beschermen als cultuurlandschap. In het omgevingsplan kunnen bijvoorbeeld regels worden opgesteld, gericht op het reguleren van bouw-, sloop-, aanleg- of kapactiviteiten, ter voorkoming van aantasting van het karakter van het beschermde cultuurlandschap. Dit kan variëren van algemene regels, een meldings- of vergunningplicht tot een (binnenplans) verbod.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Hiervoor kunnen regels in het omgevingsplan worden opgenomen, gericht op het reguleren van bouw-, sloop- of aanlegactiviteiten, ter voorkoming van de aantasting van het karakter van het beschermde gezicht. Dit kan variëren van algemene regels, een meldings- of vergunningsplicht tot een verbod.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Ja, via het omgevingsplan is het mogelijk om bepalingen op te nemen die de plaatsing van zonnepanelen in een beschermd gezicht verbieden. Het is echter de overtuiging dat ook cultureel erfgoed kan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Zonnepanelen kunnen hieraan bijdragen. Het uitgangspunt is dat dit maatwerk is, waarbij cultuurhistorische karakteristieken en beeldkwaliteit van het beschermd gezicht mede bepalen wat er mogelijk is. In plaats van via het omgevingsplan zonnepanelen te verbieden, wordt juist geadviseerd via een vergunningenstelsel invulling te geven aan dit maatwerk. Hiervoor moeten de karakteristieken zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit van het betreffende beschermde gezicht naar regels worden vertaald. De gewenste uitstraling van het beschermde gezicht en de gewenste beeldkwaliteit zijn daar onderdeel van.
Meer informatie over zonnepanelen en monumenten vindt u binnen het onderwerp Duurzaamheid van historische gebouwen.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Nee, het staat gemeenten vrij om de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) om advies te vragen, maar ze zijn het niet verplicht. Het Rijk gaat er in algemene zin vanuit dat de nationale belangen, die via wet- en regelgeving worden opgedragen aan andere overheden, door hen goed worden behartigd. Daar waar die nationale belangen in het geding zijn, kan het Rijk desgevraagd deze belangen toelichten en advies geven. Dat geldt uiteraard ook voor de RCE, waar het gaat om (voorgenomen) ontwikkelingen of activiteiten in beschermde stads- en dorpsgezichten die het karakter van dat gezicht kunnen aantasten.
Wel wordt van de gemeente in een aantal gevallen verwacht dat ze de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) informeert. Het Omgevingsbesluit verplicht de gemeente namelijk om de minister van OCW (lees: de RCE) afschriften te sturen van omgevingsvergunningen die van invloed zijn op het karakter van een beschermd gezicht. Dit zullen meestal aanlegactiviteiten, bouwactiviteiten en sloopactiviteiten zijn, maar het kan ook gaan om het kappen van een voor het karakter van het beschermde gezicht bepalende groenaanleg. Het gaat hierbij om activiteiten die van belang zijn voor de Minister van OCW in verband met de instructie op grond van artikel 2.34 van de Omgevingswet (oude aanwijzingen als beschermd gezicht gelden ook als een dergelijke instructie: artikel 4.35 Invoeringswet Omgevingswet) om in het omgevingsplan te voorzien in het beschermen van een in die instructie aangegeven stads- of dorpsgezicht.
Ook mag op grond van artikel 2.2 van de Omgevingswet (afstemmingsverplichting bestuursorganen onderling) worden verwacht dat de minister van OCW ontwerpbesluiten (in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) met betrekking tot activiteiten die het karakter van het beschermde gezicht raken krijgt toegezonden.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2020
Ja, althans binnenkort weer. Met de invoering van de Omgevingswet werd gewoon onderhoud aan beschermde monumenten per abuis vergunningplichtig. Niet als monumentenactiviteit, maar als bouwactiviteit. Per 1 januari 2025 wordt deze omissie in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) hersteld.
Gewoon onderhoud is een veel voorkomende activiteit. Denk bijvoorbeeld aan het regulier onderhouden van het voeg- en metselwerk. Hiervoor was onder het oude recht geen omgevingsvergunning nodig voor een bouwactiviteit. Bij de overgang naar de Omgevingswet werd gewoon onderhoud per abuis voor beschermde monumenten toch als bouwactiviteit vergunningplichtig op grond van het omgevingsplan. Dit wordt in de praktijk ook wel de omgevingsplanactiviteit ‘ruimtelijk bouwen’ genoemd.
Deze omissie wordt landelijk hersteld door het Bbl per 1 januari 2025 aan te passen. Dit voorkomt dat alle gemeenten op korte termijn zelf hun omgevingsplan zouden moeten aanpassen. De reparatie is afgelopen zomer afgestemd met partijen in het erfgoedveld, die het belang van een spoedige reparatie onderschreven.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 2 november 2024
Welke ruimtelijke bouwactiviteiten landelijk vergunningvrij zijn, staat in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Het daaropvolgende artikel 2.30 perkt deze algemene vergunningvrijregels weer in voor gemeentelijke, provinciale en rijksmonumenten. Daardoor zijn deze bouwactiviteiten niet landelijk vergunningvrij als het om die beschermde monumenten gaat. Gemeenten kunnen zelf in hun omgevingsplan bepalen welke bouwactiviteiten zonder omgevingsvergunning moeten kunnen plaatsvinden. Lokaal maatwerk is hiervoor dus vereist.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 2 november 2024
Nee. Het belang van het behoud van cultureel erfgoed wordt voor regulier onderhoud voldoende geborgd via regels in het omgevingsplan over monumentenactiviteiten (of tijdelijk nog in de erfgoedverordening). En voor rijksmonumenten via de regels voor vergunningvrije rijksmonumentenactiviteiten in artikel 13.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarom kan gewoon onderhoud ook voor beschermde monumenten landelijk vergunningvrij worden verklaard voor de ‘ruimtelijke bouwactiviteit’. Noodzakelijk regulier onderhoud kan overigens in de meeste gemeenten ook zonder omgevingsvergunning voor de monumentenactiviteit. Een monumententoets is niet nodig als de monumentale waarden behouden blijven en detaillering, profilering, vormgeving, kleur en materiaalsoort niet wijzigen.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 2 november 2024
Nee. Om dit duidelijk te maken, wordt de redactie van artikel 2.28 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) per 1 januari 2025 iets aangepast. De reikwijdte van de landelijke regels over vergunningvrij bouwen is daarmee verduidelijkt. De redactie van de artikelen 2.28 en 2.29 van het Bbl was namelijk voor verschillende uitleg vatbaar. De indruk kon ontstaan dat voor bouwwerkzaamheden die vergunningvrij zijn voor ‘ruimtelijk bouwen’ geen andere omgevingsvergunningplicht meer kon worden opgelegd. Dat is niet zo. In de toelichting bij de wijziging is expliciet aangegeven dat als een bouwactiviteit in artikel 2.29 van het Bbl vergunningvrij is verklaard, de werkzaamheden nog wel vergunningplichtig kunnen zijn vanwege een ander belang. Een voorbeeld is de toets voor de gemeentelijke monumentenactiviteit.
Waarom eigenlijk verschillende toetsen voor dezelfde werkzaamheden?
Werkzaamheden kunnen om verschillende redenen vergunningplichtig zijn. Een vergunningplicht voor een bouwactiviteit zorgt dat er een bouwtoets plaatsvindt. Een bouwtoets dient om te beoordelen of een ‘ruimtelijke bouwactiviteit’ acceptabel is vanuit het oogpunt van het uiterlijk van het bouwwerk (welstand) en de ruimtelijke inpassing.
Een omgevingsvergunning voor een monumentenactiviteit is vereist als er monumententoets moet plaatsvinden. Doel van een monumententoets is om vooraf te beoordelen of de voorgenomen werkzaamheden de monumentale waarde van een beschermd monument aantasten. Dit moet beschadiging of ontsiering van het monument voorkomen.
Welke activiteiten kan een gemeente zelf vergunningvrij maken?
Bij het vergunningvrij verklaren van activiteiten die beschermde monumenten raken, moeten gemeenten zich houden aan de instructieregels in de artikelen 5.130 en 5.131 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Deze hebben het behoud van cultureel erfgoed en werelderfgoed als doel.
Bouwactiviteiten
Als op voorhand duidelijk is dat een bouwtoets geen meerwaarde heeft, kan een ruimtelijke bouwactiviteit vergunningvrij worden verklaard. Voor gewoon onderhoud aan beschermde monumenten wordt dit per 1 januari 2025 landelijk gedaan. Voor andere in artikel 2.29 van het Bbl genoemde bouwactiviteiten kunnen gemeenten zelf nagaan in welke gevallen een bouwtoets niets toevoegt aan de monumententoets. Dat kan per gemeente of zelfs per locatie verschillen.
Monumentenactiviteiten
Activiteiten waarvan op voorhand kan worden aangenomen dat ze de monumentale waarde van gemeentelijke of provinciale monumenten niet zullen aantasten, kunnen in het omgevingsplan vergunningvrij worden verklaard voor de gemeentelijke of provinciale monumentenactiviteit. De vergunningvrijregels voor rijksmonumenten regelt het Rijk in artikel 13.11 van het Bal.
Deze vraag is voor het laatst bijgewerkt op: 2 november 2024