Campus Technische Hogeschool Twente (nu Universiteit Twente)
In 1962 ontwierpen architecten Willem van Tijen en Sam van Embden een masterplan voor de campusaanleg van de Technische Hogeschool Twente. De campus moest op het tussen Enschede en Hengelo gelegen landgoed Drienerlo komen. Het ontwerp was ingebed in het landschap waarvan het oostelijk deel, een open agrarisch coulisselandschap, voor de onderwijsgebouwen bestemd was en het westelijk deel, een parkachtig landgoed, voor de studentenhuisvesting, sportvoorzieningen en recreatie. In het honderd hectare grote coulisselandschap werden gebouwen in diverse stijlen (structuralistisch, brutalistisch en modernistisch) gebouwd. Architecten die later toonaangevende representanten van Post 65-architectuur zouden worden, zoals Piet Blom, Leo Heijdenrijk en Joop van Stigt, ontwierpen er hun pionierswerken. Het vernieuwende concept van een campus naar Angelsaksisch model sloot aan op het gedachtegoed van de jaren zestig waarin onderwijsvernieuwing en individuele ontwikkeling centraal stonden. Men wilde buiten het rumoer van de stad een droombeeld creëren van een stimulerende studeer- en doceeromgeving voor studenten uit alle sociale klassen. In de jaren zestig gingen welvaart en technologische vooruitgang hand in hand: die sociaaleconomische veranderingen waren een ideale voedingsbodem voor de verwezenlijking van het project. In de jaren negentig werd de campus naar een masterplan van architect Jan Hoogstad door een concentratie van gebouwen ‘verdicht’. Inmiddels hebben meerdere restauraties en transformaties plaatsgevonden en zijn enkele gebouwen gemeentelijke monumenten geworden. Het complex patiowoningen van architect Herman de Haan is beschermd als rijksmonument.
Dit object hoort bij de verhaallijn Groei.