De Oostvaardersplassen
Bij het inpolderen van Zuidelijk Flevoland was aan de noordoostkant, langs de Oostvaardersdijk, een gebied van zo’n 6.000 hectare dat moeilijk droog te maken was: de Oostvaardersplassen. Het gebied lag lager dan de rest van de polder en zelfs lager dan de afwatergeul. Volledige drooglegging was niet rendabel, dus werd het gebied aan de natuur overgelaten. Terwijl veel diersoorten door overmatig gebruik van landbouwgif uit het Nederlandse landschap verdwenen, bood het gebied van de Oostvaardersplassen een thuis aan talloze vogelsoorten, knaagdieren en reeën. Ook telde het gebied in het jaar van drooglegging 86 plantensoorten. Het gebied werd vanaf de jaren zeventig ontwikkeld als natuurgebied en werd in 1986 aangewezen als Staatsnatuurgebied. Het maken van dit gebied tot natuurgebied was een experiment; de natuur kreeg er de ruimte om binnen de perken zijn gang te gaan. Dit noemen we natuurontwikkeling in plaats van natuurbehoud. Het is namelijk geen natuurlijk gebied, omdat het door mensen is drooggelegd. De vraag is dan ook in hoeverre de mens mocht ingrijpen. Zo zijn er in de jaren tachtig en negentig runderen, paarden en edelherten uitgezet om de velden te begrazen, maar dit brengt nog steeds jaarlijks discussies teweeg over wintersterfte, bijvoeren en afschieten van deze dieren.
Dit object hoort bij de verhaallijn Milieu.