Stadhuis van Terneuzen
Aan de dijk langs de Westerschelde staat het ‘stuk plezier in beton, staal, glas en hout’ zoals architect Jaap Bakema Terneuzen in het vooruitzicht had gesteld toen hij de opdracht voor nieuw stadhuis aanvaardde.
De gemeente Terneuzen, gelegen aan de schelde in diepe zuidwesten van Nederland was in de jaren 60 hard toe aan een nieuw stadhuis. De zee- en binnenvaartsluizen waren vernieuwd en het Kanaal naar Gent verbreed. Mede door de vestiging van chemiegigant Dow Chemical en andere bedrijven in de kanaalzone groeide de stad, ook wel ‘klein Rotterdam’ genoemd, explosief.
Architectenbureau Van den Broek en Bakema ontwierp een bijzonder en vernieuwend gebouw, wat betreft vorm en materialisering. Het hoogteverschil in het terrein (de dijk) vormde aanleiding voor een opzet in split-level, met een dynamische compositie van grote volumes. Het robuuste gebouw is opgetrokken uit staal, glas, hardhout en vooral veel beton, dat kaal is gehouden ( Béton brut). De verkeerscirculatie binnenin is geconcentreerd rondom een kern van trappen, eindigend op het dakterras van de burgerzaal die als een kraaiennest symbolisch boven het gebouw uittorent. Het stadhuis wordt daarom vergeleken met een groot schip aan de oever. Terneuzenaren noemen hun stadhuis ook wel het slagschip.
Het stadhuis van Terneuzen (1972) zat bij oplevering vol met noviteiten. Van democratische vormgeving waarbij de zaal met het mooiste uitzicht nu eens niet voor de burgemeester of voor de gemeenteraad was maar voor de burgers zelf in de burgerzaal. De burgemeester en zijn wethouders zaten op stoelen, gelijk aan de gemeenteraad en bezoekende burgers. Daarmee paste het stadhuis prima in de op dat moment gaande sociale revolutie en democratisering van de overheid. Ook kreeg het stadhuis nieuwe afwerkingstechnieken. Voor de wanden werd bijvoorbeeld de net ontwikkelde meerkleurige verf, Toll-o-fect gebruikt.
Het stadhuis van Terneuzen hoort bij de verhaallijn Groei.