Restauratie en verduurzaming Jongeriuscomplex
Ondernemer Jan Jongerius bouwde in de jaren dertig eigenhandig een auto-imperium. In 2018 is het rijksmonumentale Jongeriuskantoor gerestaureerd en verduurzaamd. De aanpak was onorthodox: de buitengevel werd volledig gereconstrueerd.
Jongerius-kantoor en Villa Jongerius
Het Jongerius-kantoor werd in de jaren 1936-1938 gebouwd aan het Merwedekanaal in Utrecht, als onderdeel van het fabriekscomplex van transport- en garagebedrijf N.V. Jongerius. Ondernemer Jan Jongerius etaleerde zijn succes in de flamboyante architectuur van zijn villa en het kantoorgebouw. Hij ontwierp deze zelf en liet ze door zijn eigen personeel bouwen. Tegenwoordig is Villa Jongerius het bekendste monument van het Jongeriuscomplex. Vroeger was het kantoor echter de blikvanger. Dit was ook eerder klaar. Het Jongeriuskantoor is een beschermd rijksmonument, als zeldzaam Nederlands exemplaar van een fabriekskantoor voor de vervoersindustrie. Het is van architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een fabriekskantoor in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid met (oorspronkelijke) art deco-decoratie.
Jan Jongerius: van groente- en fruithandelaar naar autoproducent
Jan Jongerius (1888-1941) was het zesde kind van een tuindersfamilie en handelde in eerste instantie in groente en fruit op een bedrijventerrein aan het Merwedekanaal in Utrecht. In de jaren twintig gooide hij het over een andere boeg en sloot een contract af met Texaco voor het vervoer van brandstoffen. Binnen de kortste keren plaatste zijn bedrijf overal in het land benzinepompen. Vervolgens werd hij dealer van Ford. Op het terrein van het hoveniersbedrijf bouwde hij productiehallen waar hij bussen, tankwagens en de eerste takelwagen van Nederland produceerde.
Nieuwe Zakelijkheid en art deco
Het Jongeriuscomplex bestaat tegenwoordig uit drie rijksmonumenten: de villa, het kantoor en de bijbehorende tuin. Jan Jongerius was een selfmade man en zo behandelde hij zijn bouwprojecten ook. In 1936 ontwierp hij zelf zijn droomvilla voor zijn gezin en een kantoorpand. De architectuur van de gebouwen kenmerkt zich door architectuur van de Nieuwe Zakelijkheid, gecombineerd met art deco-elementen. Het geheel is overduidelijk geïnspireerd op Amerikaanse voorbeelden. Na het faillissement van het familiebedrijf in 1955 werd het terrein overgenomen door het ministerie van Defensie en raakte het in verval. Sinds 2007 worden de rijksmonumenten weer beheerd door de familie Jongerius die zich verenigd heeft in de Stichting Vrienden van het Jongeriuscomplex. De stichting heeft de villa en het kantoor volledig laten restaureren.
Ontwerptraject én businessplan
Roel Lichtenberg en Carin ter Beek van BLAUW architecten raakten drie jaar geleden per toeval bij het project betrokken. Het architectenbureau was vlak bij het Jongeriuscomplex gevestigd. Lichtenberg raakte in gesprek met de familieleden van Jongerius die het terrein beheren. De villa was op dat moment al gerestaureerd. Lichtenberg: ‘Dat was een restauratie pur sang. Bij het kantoor wilden ze behalve een restauratie ook onderzoeken wat een haalbaar onderhoudsplan was en zochten ze geschikte manieren om het gebouw te exploiteren.’ Het ontwerptraject viel vervolgens in twee delen uiteen: BLAUW architecten maakte niet alleen een plan voor het bouwkundige deel van de restauratie, maar stelde ook een businessplan op voor de exploitatie van het kantoor. BLAUW organiseerde bijeenkomsten met diverse betrokkenen en werkte verschillende scenario’s uit. ‘Het kantoor is geschikt om een hotel van te maken of een combinatie van functies. Maar het huidige gebruik als congrescentrum met horeca bleek financieel de beste optie’, legt Lichtenberg uit.
Handenarbeid als reden voor status rijksmonument
Bijzonder aan deze restauratie is dat het gebouw deels is gereconstrueerd. Mark Vrielink is adviseur bouwkunde bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ‘Normaal adviseren we dat niet bij een rijksmonument’, vertelt hij. ‘Maar hier was het een goede oplossing. Jan Jongerius ontwierp niet alleen zijn gebouwen, maar liet het geheel door zijn eigen medewerkers bouwen. Deze handenarbeid is een van de redenen dat het kantoor is aangewezen tot rijksmonument.’ Maar de handenarbeid leidde wel tot een ondermaatse bouwkundige kwaliteit. En dat bracht fikse uitdagingen mee voor de architecten. Lichtenberg: ‘Eigenlijk is het een heel slecht gebouw. Jongerius dacht waarschijnlijk: 'als ik een bus kan bouwen, dan lukt een gebouw ook wel.' Omdat de stalen liggers en kolommen door de gevelconstructie lopen zonder thermische onderbreking, vormen ze een koudebrug. Door spanningsverschillen tussen het staal en het metselwerk is het gebouw gaan scheuren.’
"Jongerius dacht waarschijnlijk: 'als ik een bus kan bouwen, dan lukt een gebouw ook wel'."
Jongeriuskantoor ingepakt met isolatiedeken
BLAUW architecten hebben de gevels aan de buitenzijde geïsoleerd. Lichtenberg: ‘We hebben het kantoor ingepakt met een isolatiedeken. Het gebouw is daardoor acht centimeter dikker geworden. Dat bleek de enige optie om het handwerk van het monument te behouden, een goed onderhoudsplan te kunnen maken en een comfortabel binnenklimaat voor elkaar te krijgen.’ Het voordeel is dat de waardevolle historische constructie zelf niet aangepast hoeft te worden. De stalen vensters waren zodanig gecorrodeerd, dat ze niet meer te redden waren. Lichtenberg: ‘We hebben een leverancier gevonden die de profielen zo kon namaken dat er dubbel glas in kon. Het originele hang- en sluitwerk hebben we teruggeplaatst.’ Hiermee is de gevel van het gebouw bijna volledig gereconstrueerd, maar konden de constructie én het karakteristieke gevelbeeld van het kantoorgebouw wel behouden blijven. Een ongebruikelijke oplossing, maar in dit geval de beste optie om het Jongerius-kantoor te behouden voor de toekomst.
Jongeriuscomplex volledig van het gas af
‘Als we geen horeca in het gebouw hadden gehad, was het nu energieneutraal geweest’, lacht Lichtenberg. De verduurzaming van het kantoorpand behelsde behalve de isolerende maatregelen de plaatsing van een luchtbehandelingsinstallatie en luchtwaterwarmtepomp op het dak, plus 120 zonnepanelen. Het platte dak met opstaande dakrand was hier uitermate geschikt voor, omdat alle apparatuur vanaf het maaiveld onzichtbaar is. Daarbij staat een elektrische cv-ketel in de kelder om bij te schakelen bij erg koud weer; het complex is volledig van het gas af. Bouwfysica is echter maar een aspect van duurzaamheid. Lichtenberg legt uit: ‘Het gaat er niet om hoeveel installaties je in zo’n gebouw zet. Je moet nadenken over alle facetten van het behoud, onderhoud en de exploitatie. Dat doe je onder meer door een goed businessplan te maken, waarmee je het rendabel maakt om het gebouw in de toekomst te behouden. Pas dan heb je een echt duurzaam plan gemaakt.’