Paradijsvogels in Steyl

Weblog

Een bijzondere collectie van bontgekleurde paradijsvogels en veren is te vinden in het Missiemuseum in Steyl. Waar komen deze dieren en veren vandaan, en hoe zijn ze terechtgekomen in Nederland? Marc Argeloo deed hier onderzoek naar en is gastcurator van de tentoonstelling Vogels van God in het Missiemuseum. 

De tentoonstelling Vogels van God is een uitkomst van jarenlang onderzoek dat Argeloo doet naar paradijsvogels. Hij is natuurhistoricus, fervent vogelaar en werkzaam binnen de natuurbescherming. Zijn interesse voor paradijsvogels is zo’n 30 jaar geleden gewekt tijdens een bezoek aan het eiland Waigeo in Papoea (het westelijke gedeelte van het eiland Nieuw-Guinea). Daar deed hij in 1993 onderzoek naar een uitgestorven gewaande vogelsoort, en nam toen voor het eerst paradijsvogels waar. In al die jaren dat Argeloo sindsdien in Papoea komt, heeft hij objecten van en verhalen over paradijsvogels verzameld. Tientallen boeken over deze vogels, maar ook gebruiksgoederen, zoals onderzetters en verpakkingen waarop paradijsvogels staan afgebeeld, en vele foto’s van muurschilderingen en beelden van paradijsvogels in het straatbeeld van Papoea maken deel uit van zijn collectie. Zijn interesse voor paradijsvogels werd ook bekend binnen zijn netwerk, en in 2019 werd hij uitgenodigd om eens te komen kijken naar voorwerpen die in het Missiemuseum in Steyl liggen. Daar trof hij een aantal lades vol paradijsvogels en hun veren aan: 60 exemplaren van 6 soorten.

[Tekst gaat verder onder de foto]

Beeld: Marc Argeloo
Nog altijd dragen de bewoners van Papoea bij gelegenheid opgezette paradijsvogels met weelderige staartveren op hun hoofd, zoals deze jonge danseres doet

De paradijsvogel

Paradijsvogels zijn bij veel mensen wel bekend. De bont gekleurde vogels met prachtige veren en bijzondere paringsrituelen spreken tot de verbeelding. Ze komen voornamelijk op Nieuw-Guinea voor en een klein aantal op omringende eilanden en in Australië. Paradijsvogels zijn al eeuwen van grote culturele waarde voor de lokale bevolking van Papoea. De veren worden bijvoorbeeld gebruikt in hoofdtooien waarmee de drager symbool staat voor de vogel, vertelt Argeloo, maar ook kinderen, gebouwen en organisaties krijgen de naam ‘paradijsvogel’. Soms worden ze als een soort voorouder gezien, in hun ogen stammen mensen af van paradijsvogels. Inmiddels ziet Argeloo dat de marketeers van het land de paradijsvogel ook inzetten in reclames. Deze marketing vormt wel een groot contrast met de diepgaande waarde die bewoners zelf hechten aan de vogel. De gebruikte afbeeldingen zijn vaak slechts een soort branding, en hebben geen relatie met de - bedreigde - natuur of de culturele waarde van de paradijsvogels.

[Tekst gaat verder onder de foto]

Beeld: Marc Argeloo
Op 'Vogels van God' zijn veren van paradijsvogels als modeaccessoire te zien

Handelscollectie

Hoe zijn deze bijzondere vogels en veren terecht gekomen in een missiemuseum in Limburg? In dit geval gaat het om een zogenaamde handelscollectie. De vogels en veren zijn niet verzameld met een natuurwetenschappelijke insteek, maar puur voor de handel. De broeders van de Congregatie van het Goddelijk Woord – Societas Verbi Divini (SVD) zijn in Steyl terechtgekomen tijdens de ‘Kulturkampf’: een confrontatie tussen kerk en staat in Duitsland die gericht was tegen het katholicisme. De Duitse priester Arnold Janssen richtte daarom in 1875 over de grens in het meer tolerante Nederland de congregatie op waar het huidige Missiemuseum is gevestigd. De broeders trokken als missionarissen door de wereld, en vestigden o.a. een missie in de toenmalige Duitse kolonie Keizer Wilhelmsland in het noordoosten  van Nieuw-Guinea, grenzend aan het door Nederland gekoloniseerde deel. Om daar te kunnen overleven dreven de broeders handel met de lokale bevolking, legt Argeloo uit. Paradijsvogels en hun veren zijn een voorbeeld van deze handel. Rond 1900 was het in Europa namelijk een trend om veren van vogels in kleding en hoofddeksels te verwerken. Hoe mooier hoe beter. De broeders stuurden de waar naar de congregatie in Steyl. De exemplaren van de paradijsvogels die daar nu worden tentoongesteld, zijn deel van een restcollectie die bewaard is gebleven nadat de handel in deze bijzondere vogels verboden werd.

De collectie, inclusief informatie over de omvang en waarde van de handel, die Argeloo aantrof in het museum is niet op een natuurwetenschappelijke wijze gecategoriseerd of beschreven. Het is daarom niet te achterhalen waar de vogels precies vandaan zijn gekomen. Samen met studenten van de Universitas Cenderawasih (Paradijsvogel-universiteit) in Jayapura, gaat Argeloo verder onderzoek doen naar de handelsgegevens om daar uiteindelijk een publicatie aan te wijden. Hiermee hopen ze inzicht te krijgen in de internationale handel van de broeders en de omvang daarvan.

Internationale samenwerking

Paradijsvogels in de context van het handelsverleden van de broeders tonen is één ding, maar dit project leende zich ook goed voor het samenwerken met partners in Papoea. De tentoonstelling in Steyl gaat dieper in op de koloniale geschiedenis van zowel Duitsland als Nederland, maar ook op het verhaal van de paradijsvogeljagers en hun nazaten. Voor mij was het belangrijk om ook het perspectief van de lokale bevolking te begrijpen en te vertellen, legt Argeloo uit. Vanuit de universiteit, maar ook de nazaten van jagers die ik heb gesproken, kwam naar voren dat zij juist de andere kant van het verhaal willen weten. Wat is er uiteindelijk met de paradijsvogels gebeurd? Waar zijn ze terechtgekomen en wat is het verhaal achter de Europese modetrend waar de vogels en veren voor werden verhandeld? Dat aspect van het verhaal vinden zij bijvoorbeeld heel interessant. Argeloo werkt daarom nauw samen met de Paradijsvogel-universiteit om dat verhaal in Papoea te vertellen en kennis hierover uit te wisselen en verder te ontwikkelen. Een symbolische link ziet Argeloo bijvoorbeeld in het feit dat veren in Papoea in hoofdtooien werden verwerkt, en in Europa in hoeden. Om de opgedane kennis aan een breed publiek bekend te maken, bestaat het plan om de tentoonstelling ook in Jayapura te laten zien en om een lezing of workshop te geven in het Erasmushuis in Jakarta.

Door het netwerk dat Argeloo de afgelopen decennia heeft opgebouwd in Papoea, kon hij in contact komen met nazaten van paradijsvogeljagers. In gesprek met hen ontdekte Argeloo al snel dat de handel in paradijsvogels geen neutraal onderwerp is. Vooral de koloniale geschiedenis waar de handel uit voort is gekomen ligt gevoelig. Als buitenstaander kreeg ik aanvankelijk met moeite verhalen naar boven, en niet iedereen stond ervoor open om met mij hierover te praten , vertelt hij. Ook de gedachte dat de verhalen werden gebruikt voor een tentoonstelling in Nederland, oud kolonisator, en niet ter plaatse, ligt gevoelig. Het voelt alsof na kruidnagel en nootmuskaat nu ook dit verhaal wordt geëxporteerd, terwijl de belangstelling daarvoor lokaal zo groot is. Mede daarom is het plan nu om het verhaal, in zijn brede, historische context, ook daar te vertellen. De Universitas Cenderawasih en Argeloo gaan hier aan meewerken.

[Tekst gaat verder onder de foto]

Beeld: Marc Argeloo
In het dorp Sawyatami in Papoea worden opgezette paradijsvogels verkocht

Binnen het onderzoek en voor het maken van deze tentoonstelling werkt  het Missiemuseum ook nauw samen met Stichting Hulp aan Papoea’s in Nood (HAPIN), een Nederlandse organisatie die meehelpt om de economie en de bestaanszekerheid van de bevolking van Papua te verbeteren. Via HAPIN heeft het Missiemuseum contact gelegd met de Papoea-gemeenschap in Nederland en een oproep gedaan voor paradijsvogel-objecten die een bijzondere betekenis hebben. Iedere maand is er nu een ‘wisselobject’ te zien van een van de leden van de gemeenschap, met het verhaal erbij. Er is ook een educatie- en een activiteitenprogramma ontwikkeld, dat gedurende de looptijd van de tentoonstelling zal worden uitgevoerd.  Voor de tentoonstelling heeft het Missiemuseum geput uit eigen collectie, de collectie van Marc Argeloo en bruiklenen van diverse musea, van Naturalis tot hoedenmuseum Zet ‘m Op.

Het Missiemuseum wist diverse fondsen en subsidiegevers te interesseren voor dit project, zoals het Mondriaan Fonds, het Cultuurfonds en de Provincie Limburg. Naast bovengenoemde partners is het project Paradijsvogels uitgevoerd met dank aan het Matchingfonds van DutchCulture en met medewerking van de Nederlandse ambassade in Indonesië en het programma Internationale Erfgoedsamenwerking van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het uitwisselen van kennis en perspectieven over dit soort collecties en objecten is van groot belang voor het erfgoedveld in de betrokken landen, naast het opbouwen van netwerken van erfgoedprofessionals, universiteiten en andere lokale betrokkenen.

De tentoonstelling Vogels van God is nog t/m 1 september 2024 te zien in het Missiemuseum Steyl