Pieter van der Heijden, Hoogtepunt Nijverdal, 1981

Weblog

Zijde werd vroeger niet per meter, maar per kilo verkocht. Dat kwam omdat men de zijde verzwaarde met metaalzouten en er zo meer geld aan kon verdienen. Een positief effect voor de verkoper, maar een negatief effect voor de gebruiker was dat de zijde sneller verpulverde. Voor de conservering en restauratie van voorwerpen die uit zijde zijn gemaakt is het interessant om de precieze samenstelling van de stof te weten en met welke kleurstof hij is gekleurd.

Vier personen zittend op een bankje op de rug gezien, waarvan de meest rechtse  onder parasol, uitkijkend over groen landschap.
Beeld: P.N.J.M. van der Heijden, Hoogtepunt Nijverdal, acrylverf/doek, 145 x 164 cm, inv.nr. BK98443

Op de Rijksdienst verrichten Maarten van Bommel, Matthijs de Keijzer en Han Neevel onderzoek naar synthetische kleurstoffen die zijn ontwikkeld in de periode 1850-1900. Dat doen ze binnen het programma Object in Context. Men kan grofweg stellen dat voor 1850 natuurlijke kleurstoffen werden gebruikt en na 1850 synthetische. De drie onderzoekers hebben zich gestort op de tweede helft van de negentiende eeuw omdat toen honderden synthetische kleurstoffen werden ontdekt en een patent kregen. Het is echter onbekend welke van die stoffen daadwerkelijk op de markt zijn gebracht en welke niet. En dat is belangrijk om te weten omdat de identificatie veel ‘vertelt’ over de makelij, de datering, de verkleuring, de oorspronkelijke verschijningsvorm en de geschiedenis van de objecten. Uit die vele honderden hebben de onderzoekers er 65 geselecteerd.

Als gevolg hiervan werden De Keijzer en Van Bommel deze zomer betrokken bij een onderzoek van het Vorarlberger Landesmuseum in Bregenz (Oostenrijk). Hier onderzochten ze stukjes stof van 27 parasols. Door het gebruik van natuurlijke dan wel synthetische kleurstoffen konden ze de parasols niet alleen dateren, ook konden ze een restauratieadvies geven.

Ze hadden natuurlijk het liefst ook een vergelijkend onderzoek gedaan in de eigen kunstcollectie. Maar hoewel er genoeg parasolletjes op borden, kommen, tekeningen en grafiek zijn te vinden, heeft de Rijksdienst geen enkele echte parasol meer.

Een kloek en kleurig exemplaar, weliswaar uit een andere tijd dan die waar de onderzoekers zich op richtten, staat op een schilderij van Peter (P.N.J.M.) van der Heijden (1950). De Amsterdamse kunstenaar die tegenwoordig vooral installaties en films maakt, schilderde dit fotografisch realistische doek in 1981 en gaf het de titel Hoogtepunt Nijverdal. Bovenop een zandverstuiving zitten twee mannen en twee vrouwen op een bankje en kijken uit over een haast eindeloze heide, die in augustus kort uitbundig paars-lila bloeit. Toen ik de kunstenaar belde en vroeg of hij links zijn ouders en rechts zichzelf met zijn – onder de parasol en daardoor niet herkenbare - aanstaande had uitgebeeld, ontkende hij dat lachend. Hij had de voorstelling geschilderd naar een ansichtkaart uit de jaren zestig met de bedoeling de sfeer op te roepen van een slaperige zondagmiddag als hij met zijn ouders naar de hei in Bussum moest zitten turen. Een echte parasol zou met zijn verschillende kleuren een goed exemplaar zijn geweest om onderzoek aan te doen.