Wegbereider van de moderne kunst Adya van Rees-Dutilh
Weblog
Dit portret van een elegante dame met zwarte hoed op, in een groene schouderloze jurk en een brede sjaal van zwart kant bevindt zich sinds 1967 in de collectie van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE). De geportretteerde is Adya (Adriana Catharina) van Rees-Dutilh (1876-1959) geschilderd door Otto van Rees (1884-1957) in 1909, het jaar waarin Adya en Otto trouwden. Het portret van Adya en dertien werken van eigen haar hand zijn vanaf 28 september 2024 tot 2 maart 2025 te zien in Stedelijk Museum Schiedam.
[De tekst gaat verder onder de afbeelding]
Adya en Otto
Adya groeit op in een vooraanstaande Rotterdamse patriciërs familie. Haar vader, Francois Dutilh, is zakenman. Het gezin Dutilh verblijft in vele steden; Rotterdam, Utrecht, Zeist, Den Haag en Brussel. In Brussel volgt Adya tekenlessen in het atelier voor mannelijke en vrouwelijke studenten van de Frans-Belgische schilder Ernest Blanc Garin. De stijl van haar werk is realistisch en sociaal geëngageerd. Uit verzet tegen haar welvarende milieu vestigt Adya zich in 1898 in Laren waar ze samenwoont en exposeert met de kunstenares Jo Koster. In 1901 verhuist ze naar Blaricum waar ze zich aansluit bij de christen-anarchistische, drankbestrijder en antimilitarist Jacob van Rees. Ze gaat wonen op de door hem opgerichte landbouwkolonie van de Internationale Broederschap. Hier ontmoet ze haar toekomstige man, tevens de zoon van Jacob, de schilder Otto van Rees.
Rondreizende kunstenaars
In 1904 voegt Adya zich bij Otto in Parijs waar hij een atelier heeft in het befaamde ‘Le Bateau-Lavoir’ in Montmartre. Hier onderhouden ze vriendschappelijke banden met avantgardistische collega schilders en schrijvers als George Braque, Picasso, Kees van Dongen, Juan Gris, Mondriaan, Severini en Jean Cócteau. Ze wonen en werken in Frankrijk, Italië en vanaf 1910 ook in Ascona, Zwitserland. Samen krijgen ze twee dochters en een zoon.
De kunsten van Adya
Adya werkt als graficus, schilder, tekenaar, pianist en naaldkunstenaar maar bekendheid krijgt ze vooral door haar progressieve, abstracte naaldwerken van wol en zijde. Zij laat zich inspireren door het werk van Otto Freundlich en Hans Arp met wie ze nauw samenwerkt. Adya’s naaldwerken behoren tot de eerste volledig abstracte naaldkunstwerken van een Nederlands kunstenaar.
In 1913 werkt ze mee aan de befaamde futuristische tentoonstelling in Galerie Der Sturm in Berlijn en in 1917 aan de tentoonstelling in Zurich die wordt gezien als het begin van Dada. Samen met Otto ondertekend zij het eerste Berlijnse Dada manifest (1918).
Tegenslag
Als hun dochter in 1919 door een noodlottig spoorwegongeluk om het leven komt, vestigen Otto en Adya zich in Nederland. Hun huis, “Het Kleine kasteel” in Deurne, wordt het trefpunt voor de schrijvers van het Katholieke tijdschrift De Gemeenschap. In 1928 verhuizen ze terug naar Parijs waar ze contact onderhouden met hun oude vrienden zoals Arp en Freundlich maar ook met leden van de anti-surrealistische beweging ‘Cercle et Carré’ als Georges Vantongerloo, de Uruguayaanse schilder Joaquin Torres Garcìa en de Belgische schrijver en schilder, Michel Seuphor.
Vanaf de jaren 1930 leven Otto en Adya, door de crisis en de oorlog, twintig jaar veelal gescheiden van elkaar. Otto werkt en verblijft vooral in Nederland en Adya in Zwitserland. Met borduurwerk, portretopdrachten en pianolessen voorziet ze zich van een inkomen. Vanaf 1952 trekt ze voorgoed in bij Otto in Utrecht. Hier overlijdt Adya op 11 oktober 1959.
Tentoonstelling
Het portret van Adya uit 1909 en dertien werken van eigen haar hand zijn vanaf 28 september 2024 tot 2 maart 2025 te zien in Stedelijk Museum Schiedam op de tentoonstelling “Adya en Otto van Rees. Pioniers binnen de avant-garde”. Ook schreef Irène Lesparre, op initiatief van de Van Rees Stichting in samenwerking met Waanders Uitgevers, een gelijknamige publicatie.
Deze blog Kunstwerk van de Maand is geschreven door Nathalie Menke, adviseur bruiklenen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.