Kunstenaars, architecten en vormgevers experimenteerden in de 20e eeuw met nieuwe materialen en technieken. Bekende voorbeelden zijn de Rietveld-stoel uit 1918, de Van Nellefabriek uit 1930 of het gebouw van de Bijenkorf in Rotterdam uit 1956, de COBRA kunstenaars uit de jaren ’50 of de kunststofobjecten van Joep van Lieshout uit de jaren ‘90. Veel mensen erkennen dit als cultureel erfgoed, maar voor veel andere gebouwen, designobjecten en kunstwerken uit die tijd is de cultuurhistorische waarde nog niet uitgekristalliseerd. Ook roept het behoud en beheer nog veel vragen op.
Onderzoek naar nieuw erfgoed
Hoe zorgen we ervoor dat dit relatief jonge erfgoed de tand des tijds doorstaat, dat het toegankelijk blijft en dat de maatschappij er haar waardeoordeel over uitspreekt? Waar traditioneel erfgoed heeft bewezen dat ze materiaal kan ‘overleven’ en we belang hechten aan een optimaal beheer en behoud, is dit minder of niet het geval bij modernere uitingen van kunst en cultuur.
Zeker in een tijd van een snel veranderende samenleving, energietransitie, culturele verscheidenheid en angst voor pandemieën is het belangrijk het erfgoed van het recente verleden te leren kennen, te waarderen en te koesteren. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) draagt, samen met anderen, bij aan dit doel met het programma Erfgoed van de 20e eeuw, dat loopt van 2021 tot 2024 .