De 20e eeuw heeft een brede verzameling kunstvoorwerpen, gebouwen en industriële objecten opgeleverd. Relatief jong erfgoed waarvoor de belangstelling groeiende is, maar waarvan de culturele waarde nog niet altijd wordt (h)erkend. Ook over beheer en behoud is niet alles duidelijk. Hierover ontvangt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed veel vragen van erfgoedprofessionals, particulieren en beleidsmakers. Om deze vragen te beantwoorden is het programma Erfgoed van de 20e eeuw ingericht, voortbouwend op het programma Erfgoed van de Moderne Tijd (2015-2019). Het programma is medio 2024 afgerond.
Uitdagingen uit verleden en heden
Erfgoedprofessionals staan voor uitdagingen om het erfgoed van de 20e en zelfs 21e eeuw zo goed mogelijk te behouden, beheren en presenteren. Om de juiste zorg en de kansen voor het erfgoed van de moderne tijd in Nederland te ondersteunen is kennis nodig. Die is nu nog vaak verspreid of onvoldoende ontwikkeld.
Voor een goede analyse van de meest urgente vragen en prognoses voor de toekomst is het belangrijk om het verleden van de objecten te begrijpen. Daarbij is kennis van historische materialen en technieken, de invloed van restauratie-ingrepen en van omgevingsfactoren zoals licht, temperatuur, vocht en vervuiling onontbeerlijk. De sleutel vormt de kunstenaar of architect: welke materialen heeft deze gebruikt en hoe?
Daarnaast wordt er door de energietransitie steeds vaker gevraagd naar de inzet van duurzame processen en materialen. Maar leidt vervanging van de originele materialen tot verlies van culturele waarden? En zo ja, levert dat dan nieuwe vragen op?
[Tekst gaat verder onder de foto]
Drie thema's
Door de kennis van erfgoed te vergroten, kan de culturele waardering ervan toenemen en zal er meer aandacht komen voor een optimaal behoud, beheer en presentatie. Het programma Erfgoed van de 20e eeuw richt zich daarom op drie thema’s:
Materiaal; vergroting van kennis en deskundigheid met betrekking tot productie, toepassing, en veroudering van materialen
Instrumenten voor een betere conservering en behoud van het object of de materialen ervan
Waarde en gebruik; de maatschappelijke waardering en daardoor een zo goed mogelijk gebruik bevorderen
Centraal bij het behalen van deze doelen is een optimale kennisborging en kennisuitwisseling met partners, stakeholders, en daarnaast het publiek. De drie thema's zijn uitgewerkt in zeven deelprojecten.
Zeven projecten
Project waarin de RCE handvatten ontwikkelt voor beheer, conservering en restauratie van plastics in moderne en hedendaagse kunst- en designcollecties.
Elke collectie moderne en hedendaagse kunst en design bevat een groot aantal objecten die van plastics gemaakt zijn of plastics bevatten. Het beheer en behoud hiervan vormt een probleem in de Nederlandse musea omdat plastics in het algemeen niet gefabriceerd worden voor de eeuwigheid. Als ze door kunstenaars op een ‘oneigenlijke manier’ worden gebruikt, kan dit de levensduur aanzienlijk verkorten door schade en degradatie.
Na afronding van het succesvolle project ‘Collectiekennis 2.0 – Plastics’ in 2019 kwam een aantal nieuwe urgente onderzoeksvragen naar boven. Hoe kunnen we elastomeren behoeden voor verval? Deze blijken sneller te degraderen dan verwacht. Van 3D-geprinte objecten weten we nog te weinig. Hoe maken we ze bijvoorbeeld schoon zonder gevaar voor schade? Ook zijn er plastics die geur afgeven als ze nieuw zijn of juist als ze ouder worden. Wat ruik je dan eigenlijk en is dat schadelijk voor medewerkers, bezoekers en/of andere objecten in de buurt? In dit vervolgproject Plastics doet de RCE onderzoek naar deze kwesties.
Samenwerking
De RCE werkt voor dit project samen met verschillende musea voor moderne en hedendaagse kunst en design.
Resultaten van vier deelprojecten
Prognose van verval van (polyurethaan)elastomeren en 3D geprinte objecten
(Preventieve) conserveringsmaatregelen voor elastomeren en 3D geprinte objecten
Informatie over (on)schadelijkheid van ‘geurende plastics’ voor medewerkers en/of aangrenzende objecten. De video Smelly Plastics toont de ontwikkelde methode om geuren af te vangen en te analyseren.
Restauratiemethoden voor erfgoedobjecten die gemaakt zijn van kunststof. Bijvoorbeeld: mogelijke omkering van vergeling bij plastics, onderzoek naar het reinigen van oppervlakken met ozonwater in plaats van oplosmiddelen en zepen
Project dat kennis over materiaalgebruik en conservering van kleurenfotografie verzamelt en praktisch toepasbaar maakt.
De behoefte van musea aan kennis over de conservering van zowel analoge als digitale (kleuren)fotografie neemt toe. Het gaat om kennis en onderzoek rond afdrukprocedés, afwerking, dragers en terminologie. Hoe kunnen de prints het beste opgeslagen en gepresenteerd worden met het oog op behoud voor de toekomst? Doel van het project is om de fotografische kunstwerken in Nederlandse museale collecties duurzaam te conserveren en zo toegankelijk te houden voor het publiek.
Resultaten
Tweetalig digitaal platform met informatie over de meest voorkomende en/of problematische analoge en digitale fotografische procedés, dragers en afwerkingen, inclusief identificatietool en conserveringsrichtlijnen
Een sample set met 52 referentiematerialen
Twee opgeleide specialisten in de conservering van fotografie
Dertien deelcollecties geïdentificeerde en geregistreerde fotowerken
Nederlandse thesaurus terminologie kleurenfotografie en checklist acquisitie fotografische kunstwerken
Betrokken organisaties
Het project Fotografie wordt voor de RCE gecoördineerd door de Stichting Behoud Moderne Kunst (SBMK) in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (UvA). De UvA en het Rijkserfgoedlaboratorium van de RCE nemen de opleiding van twee jonge erfgoedprofessionals voor hun rekening. Medefinanciers zijn het Gieskes-Strijbis fonds, het Mondriaanfonds en het Wertheimer Fonds, beheerd door het Prins Bernhard Cultuur Fonds.
Dertien instellingen met een fotografische collectie zijn projectpartners: Amsterdam Museum, Museum Boijmans Van Beuningen, Bonnefanten, De Domijnen, Frans Hals Museum De Hallen, Het Nieuwe Instituut, Huis Marseille, Kröller-Müller Museum, Kunstmuseum Den Haag / Fotomuseum Den Haag, Stedelijk Museum Amsterdam, Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen, Rabo Kunstcollectie en RCE Afdeling Kunstcollecties.
Ondersteunende/adviserende partners zijn Rijksmuseum, NICAS, Nationaal Archief en het Nederlands Fotomuseum.
Een project waarin de RCE kennis over bouwmaterialen uit de periode 1940-1990 en hun toepassing verzamelt, uitbreidt en toegankelijk maakt. Het project ondersteunt de instandhouding van jong, gebouwd erfgoed en draagt bij aan de maatschappelijke waardering ervan.
Driekwart van de gebouwde omgeving in Nederland dateert van na de Tweede Wereldoorlog: miljoenen woningen en duizenden kantoren, scholen, fabrieken, ziekenhuizen, kerken, winkels, musea en theaters. Een groot deel hiervan kwam tot stand tijdens de wederopbouw en ook daarna is veel gebouwd. Komende tien jaar zullen nog eens een miljoen woningen worden gerealiseerd.
Aan de toenemende vraag kan alleen worden voldaan als bestaande gebouwen hun functies blijven vervullen. Veel van wat in de tweede helft van de 20e eeuw is gebouwd, raakt nu echter aan het einde van zijn houdbaarheid, zowel materieel als functioneel. De keuze voor sloop wordt regelmatig gemaakt, met verlies van materialen en constructies als gevolg.
De combinatie van de gewenste aanpassing en verduurzaming van bestaande gebouwen en de aandacht voor de architectonische en de cultuurhistorische waarden ervan, leidt in toenemende mate tot vragen over toegepaste bouwmaterialen en de omgang daarmee.
De RCE ontwikkelt met dit project kennis en visie om te delen met professionals uit de praktijk: adviseurs, monumentenzorgers, bouwkundigen, architectuur– en bouwhistorici, restauratie-architecten, aannemers, eigenaren, beheerders en opleiders in dit veld. Hier is een groeiende behoefte aan onafhankelijke wetenschappelijke kennis over gebruikte bouwmaterialen en technieken; over geschiedenis, toepassing, eigenschappen en behandelmethoden, in relatie tot de cultuurhistorische betekenis ervan.
Samenwerking
De RCE werkt in dit project samen met diverse universiteiten, kennisinstellingen en professionals uit de praktijk.
Online publicatie van relevante bronnen en afbeeldingen
Boek met beschreven en geïllustreerde geschiedenis van de materialen en hun toepassingen in relatie tot de hiermee ontwikkelde architectuur. Dit is in juni 2024 verschenen onder de titel Bouwmaterialen 1940-1990. Vernieuwing, constructie en toepassing (nai010 uitgevers).
Waarderingskader voor materialen uit deze periode
Met dit project verzamelt, onderzoekt en deelt de RCE informatie over het karakteristieke kleurgebruik in het gebouwde erfgoed uit de periode 1940-1980. De wens is om dit kleurgebruik terug te brengen en daarmee het oorspronkelijke karakter van de gebouwen.
Het gebouwde erfgoed uit de periode 1940-1980 (Wederopbouw en Post ’65), vraagt aandacht om te voorkomen dat het verloren gaat. Bij het behoud van dit erfgoed speelt kleurgebruik een belangrijke rol. Hoe komen we aan informatie over de originele kleuren en zorgen we ervoor dat die weer gebruikt kunnen worden?
Oorspronkelijke kleurenwaaiers en productcatalogi van verf- en linoleumproducenten zijn nog beperkt aanwezig en vragen een nauwkeurige vertaling naar hedendaagse verven en materialen. Beschikbare oorspronkelijke kleurenfoto’s zijn verkleurd. Hoe betrekken we de fabrikanten als behoeders van cultureel erfgoed? We hebben hun informatie nodig en de bereidheid om specifieke kleuren, verven en materialen weer te gaan produceren. Hoe krijgen we inzicht in de specifieke onderzoekstechnieken die nodig zijn om de authentieke verflaag te bepalen?
‘Van stoel tot stad’ (in de woorden van architect Jaap Bakema (1914-1981)) is de authentieke laag bepalend voor de uitstraling van het erfgoed. De juiste kleuren kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de gebouwen, zowel in het straatbeeld als in de binnenruimten. De bewoners zullen het uiterlijk van hun woningen meer kunnen waarderen en dat zal bijdragen aan het behoud en het plezier ervan.
Samenwerking
De RCE werkt voor dit project samen met Gemeente Rotterdam, Platform Wederopbouw Rotterdam, Nieuwe Instituut, Universiteit van Amsterdam, TU Delft, Docomomo, Forbo en verffabrikanten waaronder Sikkens en Akzo Nobel.
Bindmiddelen door middel van laboratoriumonderzoek, archiefonderzoek, literatuuronderzoek en interviews met schilders/verfmaker.
Kleurenwaaier van Wederopbouw Rotterdam
Project om bewoners te betrekken bij de problematiek en resultaten van het onderzoek zodat bewoners zelf aan de slag kunnen.
In dit project onderzoekt de RCE een aantal specifieke schilderijen en reliëfs van 20e-eeuwse kunstenaars om de risico’s in kaart te brengen voor beheer en behoud van gelijksoortige werken en hiervoor handvatten te bieden.
In alle museumcollecties voor moderne en hedendaagse kunst bevinden zich schilderijen die gemaakt zijn op een niet-traditionele manier. Deze werken zijn extra kwetsbaar omdat het oppervlak vaak niet gevernist is en de kunstenaars technieken en materialen hebben gebruikt die andere degradatiefenomenen vertonen dan de bekende. Verkleuring, loslaten van verflagen, druipende verf en witte uitbloei hebben invloed op de stabiliteit van het schilderij en het uiterlijk ervan. Vervuiling van het oppervlak vraagt om schoonmaakmethodes, terwijl de werken gevoelig zijn voor water, oplosmiddelen en aanraking. Overschilderingen (soms van de kunstenaar zelf) roepen vragen op over de originaliteit van het oppervlak.
Deze problematiek wordt in musea niet altijd (tijdig) herkend. In verband met presentaties, bruiklenen, conserveringscondities en behandelingsmethodes van schilderijen met lastige oppervlakken hebben de musea behoefte aan meer kennis om de problematiek te begrijpen en handvatten om te kunnen handelen.
Het onderzoek binnen het project richt zich op Piet Mondriaan (1872-1944), Karel Appel (1921-2006) en Jan Schoonhoven (1914-1994) omdat in het werk van deze drie iconische kunstenaars alle aspecten van de problematiek voorkomen. Het gaat om archief- en literatuuronderzoek en materiaal-technisch onderzoek van de verschillende schilderijen, op locatie en in het laboratorium.
Samenwerking
De RCE werkt voor dit project samen met Kunstmuseum Den Haag, Museum Boijmans Van Beuningen, Kröller Müller Museum, Fondation Beyeler Basel, Universiteit van Amsterdam en diverse freelance restauratoren.
Resultaten
Gedetailleerde conditierapportage van de werken
Uitwerking van relaties tussen degradatie en het gebruik van bepaalde materialen (pigmenten, bindmiddelen, toevoegingen), technieken, ontstaansperiode, bewaar- en restauratiegeschiedenis
Handvatten voor het duiden van de overschilderingen (al dan niet van de hand van de schilder zelf)
Handvatten voor conservering en restauratie
In dit project verzamelt en deelt de RCE kennis over het gebruik van Synthetisch Organische Pigmenten in moderne schilderkunst.
Sinds het begin van de 20e eeuw hebben Synthetisch Organische Pigmenten (SOP) de wereld snel veroverd omdat ze goedkoper en veelkleuriger waren dan traditionele pigmenten. Ze kwamen met honderden tegelijk per jaar op de markt. Hoewel toonaangevende, vooruitstrevende kunstenaars en (binnenhuis)architecten er veelvuldig gebruik van maakten, is het gebruik van deze nieuwe pigmenten in kunstvoorwerpen nauwelijks gedocumenteerd.
Omdat SOP moeilijk te detecteren en te identificeren zijn, is er weinig bekend over hun opbouw, kenmerken en stabiliteit. Meer kennis hierover betekent meer handvatten voor datering en authenticatie van kunstwerken en voor adequate conservering en restauratie. Door archiefwerk te combineren met het gebruik van nieuwe onderzoeksapparatuur is het nu mogelijk om industriële productiemethoden te reconstrueren en pigmenten in referentiematerialen en kunstwerken te detecteren. Dit geeft meer inzicht in de stabiliteit en gedrag op lange termijn en maakt aanbevelingen mogelijk voor conservering en restauratie.
Samenwerking
De RCE werkt voor dit project samen met diverse Nederlandse musea en collecties, het Koninklijk Talens Archief, de archieven van BASF en Bayer, twee Duitse referentiecollecties (de kleurstoffencollectie Niederrhein en de Technische Universiteit in Dresden). De technische uitwisseling over de analytische karakterisering van SOP vindt plaats binnen de internationale onderzoeksgroep SOPRANO.
Resultaten
Protocol voor analyse van SOP
Overzicht van historische toepassing van SOP door kunstenaarsverffabrikant Talens
Overzicht van historische recepten van pigment- en verfproducenten (Talens, BASF en Bayer en voorgangers)
Overzicht van oorsprong en chemische samenstelling van SOP in de RCE-referentiecollectie
Overzicht van gebruikte pigmenten in een selectie van schilderijen in Nederlandse musea in de periode 1918-1950 en opbouwen van een database
Digitalisering van archiefmateriaal voor kleur- en pigmentproductie en opbouwen van een database voor referentie-, onderzoeks- en archiefmateriaal
Dit project vergroot de kennis over toegepaste materialen en technieken op basis van interviews met kunstenaars, architecten en uitvoerders. Daarmee borgen we de kennis direct bij de bron en maken deze toegankelijk om beheer en behoud van 20e-eeuwse kunstwerken te ondersteunen.
In de Collectie Nederland bevinden zich veel kunstwerken van kunstenaars die nog in leven zijn. Zij kunnen ons belangrijke informatie geven over hun keuzes voor specifieke materialen en technieken, en de betekenis van het materiaalgebruik. Dat is voor veel kunstwerken nog niet vastgelegd. Deze informatie is nodig om juiste beslissingen te kunnen nemen op het gebied van conservering en restauratie. Voordat we (kunstenaars)interviews gaan afnemen is het belangrijk om een eenduidige procedure te ontwikkelen. Hoe neem je de interviews af? Hoe documenteer je de verkregen informatie op een duurzame manier zodat die ook in de verre toekomst bruikbaar blijft?
Samenwerking
De RCE werkt voor dit project samen met Universiteit van Amsterdam (inzet van Automatic Speech Recognition (open source) voor het transcriberen van de interviews), Knooppunt Sprekende Geschiedenis, Nederlands Instituut voor permanente toegang tot onderzoeksgegevens - DANS (opslag van de informatie) en diverse musea voor moderne en hedendaagse kunst.
Resultaten
Procedure/procesbeschrijving voor het afnemen, vastleggen, ontsluiten en duurzaam borgen van interviews. Deze is eind 2023 verschenen als handreiking Het interview als verrijking van erfgoed.
Toolkit met deze procesbeschrijving in combinatie met praktische hulmiddelen zoals camera, microfoon, boek The artist interview, checklist etc
Beslisboom op basis van de onderzoeksvraag: welke manier van een interview afnemen is het meest geschikt en welke manier van vastleggen en borgen
Bijdrage aan de beschrijving van de kunstenaarspraktijk en restauratiegeschiedenis in Nederland
Samenwerken en opleiden
De RCE werkte voor dit programma samen met vele partijen binnen de erfgoedsector, zowel nationaal als internationaal: musea, universiteiten, onderzoeksinstituten, erfgoedzorgers en bouwkundigen in gemeenten, en andere erfgoedorganisaties.
Gedurende de looptijd van het programma zijn betrokkenen, belanghebbenden en beleidsmakers op verschillende manieren uitgenodigd mee te denken en input te leveren.
Daarnaast hebben studenten van verschillende opleidingen binnen het programma deelprojecten uitgevoerd.
Klankbordgroep
Het programma Erfgoed van de 20e eeuw werkte met een klankbordgroep, bestaande uit:
Prof. dr. E. (Ella) Hendriks, hoogleraar Conservering en restauratie, Universiteit van Amsterdam
Prof. Ir. W. (Wessel) de Jonge, em. hoogleraar Heritage & Design, Faculteit Bouwkunde, TU Delft
Dr. S. (Sandra) Kisters, hoofd Collecties en Onderzoek, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Dr. T. (Tatja) Scholte, senior onderzoeker, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Afronding
In juni 2024 is het programma afgerond met het symposium Mens en Materiaal. Erfgoed van de twintigste eeuw. Erfgoedprofessionals op het gebied van roerend en gebouwd erfgoed bogen zich over materialiteit, de rol van makers en de omgang met relatief jonge kunst en architectuur. Bewustwording van de kwetsbaarheid van dit erfgoed en de waardering ervan zal ook komende jaren onderwerp van onderzoek blijven en aandacht vragen.