Veerschipper bij de IJssellinie

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft in mei en juni 2023 de campagne gevoerd 'Wat deed jij tijdens de Koude Oorlog?' om Koude Oorlog verhalen van burgers en militairen op te halen en te publiceren op een speciale website. Bijna 350 verhalen werden er gedeeld. 

Een van de vele verhalen die de campagne opleverde is het verhaal van Tjeerd de Vries (1937). Hij kwam als negentienjarige in militaire dienst. Na een vaaropleiding in Geertruidenberg werd hij naar de IJssellinie gestuurd als pontonnier bij het varend onderdeel van de Landmacht.

Veerschipper bij de IJssellinie

“Ik ben in 1957 in Welsum bij de rivier gekomen om veerschipper te worden. Aan de Gelderse kant van de IJssel hadden wij onze barakken. Daar was ook een haven. Daar lagen een heel groot caisson, een grote zandzuiger en een sleepboot. Met een grote houten sloep met buitenboordmotor zette ik militairen, mensen van Rijkswaterstaat en burgerpersoneel op afroep over van de ene naar de andere oever. Acht maanden was ik veerman en in die periode maakte ik twee keer een grote oefening mee.

Wachtlopers liepen elke dag en elke nacht met scherp

De afsluiting van de rivier werd in het donker gedaan. Het was dan heel stil. Je kon de vogels horen vliegen want er mocht niks worden gezegd. Iedereen was in de weer. Uit Deventer waren er veel mensen van Rijkswaterstaat gekomen. Van het leger waren wij er van de veerdienst, de jongens van de stalen boten, en die van het luchtafweergeschut. Onze commandant manoeuvreerde het caisson erin. En dan was er de wacht. Die wachtlopers liepen elke dag, en elke nacht met scherp in het geweer, ook als er geen oefening was.

Op de centimeter nauwkeurig moest het grote drijvende caisson tussen de landhoofden op beide oevers komen te liggen. Om het af te laten zinken kon het met water en zand worden afgevuld. Maar met de oefeningen werd dat niet gedaan. Dan werd het er enkel tussen gevaren en met enorme staalkabels vastgelegd. Voordat het caisson erin werd gevaren, moesten we een kleine kilometer stroomopwaarts stalen netten spannen. Met een man of twintig hingen we deze aan zware staaldraden. Die netten waren nodig om eventuele mijnen van de vijand op te vangen, die anders tegen dat caisson aan zouden drijven.

De scheepvaart werd op tijd gewaarschuwd voor een oefening. Maar in geval van oorlog moesten de schepen, die onderweg waren, doorvaren tot bij het caisson. Daar zouden deze, nadat de mensen van boord waren gehaald, tot zinken worden gebracht om zo de afsluiting te versterken. Maar dat is gelukkig nooit gebeurd.

Wegwezen!

Elke dag kwam er over een smalle dijk een treintje met locomotief langs. Dat reed met klei uit de uiterwaarden naar de steenfabriek. Op een keer had zich daarin een heel stel soldaten verstopt. Toen ze bij het ‘Object’ waren sprongen die er allemaal uit. Binnen twintig minuten was het hele Object bezet, ook de commandant op zijn kantoor. Ik was op de boot, zag het gebeuren en dacht ‘wegwezen!’. Ik ben naar de rivier gevaren en was de enige die nog vrij was. We wisten wel dat er een oefening aankwam, maar verder wisten we niets. Het was heel goed om een keer een aanval te hebben gezien.”

De militaire dienst heeft grote indruk op me gemaakt. Ik heb er zoveel ervaring opgedaan. Die kon ik goed gebruiken toen ik als twintigjarige in het werkleven begon.”

Dit verhaal van Tjeerd de Vries is tevens onderdeel van een oral-history project over de Koude Oorlog in Gelderland. Meer verhalen over de IJssellinie en andere Koude Oorlog ervaringn in Gelderland zijn te lezen op de MijnGelderland.