Op zoek naar pigmentgebruik bij De Ploeg
Weblog
Het programma ‘Erfgoed van de 20e eeuw’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) richt zich op relatief jong erfgoed dat in de vorige eeuw is gemaakt. Omdat nog weinig bekend is over de toegepaste materialen ontstaan vraagstukken rond beheer, behoud en presentatie van moderne kunst. In verschillende deelprojecten wordt kennis opgebouwd. Een ervan onderzoekt het pigmentgebruik in 70 schilderijen vervaardigd tussen 1910-1955. De schilderijen bevinden zich in acht Nederlandse collecties, waaronder het Groninger Museum. Hier is onderzoek gedaan naar schilderijen uit de deelcollectie ‘De Ploeg’, een Groninger kunstenaarsvereniging uit de 20e eeuw.
De Ploeg
De Groninger Kunstkring De Ploeg werd in 1918 opgericht als reactie op het artistieke klimaat in de stad Groningen en had als doel de mogelijkheden tot expositie te vergroten. De naam verwijst naar de ambitie van de kunstenaars die in de stad nog heel wat artistiek terrein wilden ontginnen. Tot de belangrijkste kunstenaars die in die periode lid waren van De Ploeg, behoren: Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra, Hendrik Werkman, Alida Pott, George Martens, Jan Jordens, Jan van der Zee en Job Hansen.
Het Groninger Museum heeft momenteel ongeveer 1300 schilderijen in bruikleen van Stichting De Ploeg en heeft in haar eigen collectie circa 1000 werken van de kunstenaarsvereniging. Het museum werkt voor het pigmentonderzoek samen met de RCE en heeft voor het onderzoek uit zijn eigen collectie drie schilderijen aangeboden. Dit onderzoek richt zich op schilderijen met sterke, heldere kleuren, met de specifieke vraag of er organische pigmenten gebruikt zijn.
[Tekst gaat verder onder de afbeelding]
Monsters
Dit onderzoek staat niet op zichzelf. Al eerder, in 2005, bezochten onderzoekers van de RCE het Groninger Museum voor onderzoek naar de verftechniek van de Ploeg. Hierbij werden ook verfmonsters genomen, voor het onderzoeken van de gebruikte materialen in de verschillende verflagen. Nog steeds biedt het afnemen van monsters voor onderzoek een breed scala aan kennis, maar dat kan – met oog op het behoud van een schilderij - niet veelvuldig worden gedaan.
Andere technieken
Nieuwe technieken maken het mogelijk om materiaaltechnisch onderzoek uit te voeren zonder het object aan te tasten. Sinds enkele jaren voert het Rijkserfgoedlaboratorium van de RCE pigmentonderzoek uit met non-invasieve methoden. Met Ramanspectroscopie kan door middel van interactie van een laserstraal met de bovenste verflaag op verschillende soorten organische en anorganische pigmenten geïdentificeerd worden. De XRF (X-ray fluorescentie spectroscopie)-scanner gebruikt röntgenstraling om de elementaire samenstelling van een materiaal in beeld te krijgen. Het meet niet alleen aan de oppervlakte, maar gaat door meerdere verflagen heen. Hiermee kunnen anorganische pigmenten en vulmiddelen van verf zichtbaar worden gemaakt.
Heldere kleuren
Het werk van schilders van De Ploeg is een bijzonder interessant onderzoeksonderwerp omdat zij hun pigmenten vaak mengden met bijenwas en wasbenzine. Deze bindmiddelen hebben de eigenschap snel op te drogen, waardoor snel gewerkt kan worden en waarbij het schilderijoppervlak een matte uitstraling heeft, zonder dat dit ten koste gaat van de helderheid van de kleuren. Het huidige onderzoek naar organisch pigmentgebruik past in het promotieonderzoek van Rika Pause, waarmee binnen het programma Erfgoed van de 20e eeuw een completer beeld ontstaat van pigmentgebruik in de periode 1910-1955. Daarnaast zal ook RCE-collega Sanne Berbers voor haar promotieonderzoek gebruik maken van de resultaten.
Lees hier meer over het programma Erfgoed van de 20 eeuw en het onderzoeksproject Synthetisch Organische Pigmenten.