Advies na verlenen omgevingsvergunning
Na het afgeven van de omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit begint de uitvoering. De toezichthouder houdt toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en de handhaver is bevoegd om op te treden als de werkzaamheden afwijken van de verleende omgevingsvergunning. Ook na het verlenen van de vergunning kan de RCE betrokken worden en om advies worden gevraagd.
Tijdens de uitvoering is snel kunnen handelen van belang. Betrek om die reden in eerste instantie de collega archeologie binnen de gemeente (indien beschikbaar) en informeer de RCE over de voortgang van de werkzaamheden.
Bekijk in onderstaande wegwijzer wanneer en hoe u de RCE kunt betrekken tijdens de uitvoering.
Wegwijzer archeologische rijksmonumentenactiviteit - Advies na een verleende omgevingsvergunning, tijdens toezicht en handhaving
Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent, ziet ook toe op de naleving van de voorschriften. Dit is meestal de gemeente (artikel 18.2 lid 2 Omgevingswet).
Om dit goed te kunnen doen, is het van belang dat de voorschriften in de beschikking helder, eenduidig en handhaafbaar opgeschreven worden, zodat voor iedereen duidelijk is wat de bedoeling is. In het advies van de RCE over de omgevingsvergunningaanvraag wordt hier al aandacht aan besteed. Hierin staat vaak extra informatie die u ook kunt gebruiken bij toezicht en handhaving. Denk aan informatie over de archeologische waarde van het terrein of motivering van de gevolgen van de ingreep.
De wijze waarop het archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd moet van te voren worden vastgelegd in een archeologisch Programma van Eisen. Deze is meestal als bijlage bij de omgevingsvergunning gevoegd. Hierin staat precies aan welke technische eisen het onderzoek moet voldoen, maar hierin is bijvoorbeeld ook vastgelegd hoe vaak en met wie er in het veld overleg gepleegd moet worden. Archeologie is een vak apart, dus betrek indien beschikbaar de adviseur archeologie van uw gemeente of de archeoloog van de omgevingsdienst of regio bij het toezicht op de archeologische werkzaamheden.
Het is raadzaam om vóórdat de werkzaamheden beginnen te overleggen met de regioadviseur van de RCE en de collega archeologie van de gemeente over het toezicht tijdens de uitvoering. De regioadviseur kan samen met toezichthouder een aandachtspuntenlijst maken waar op gelet moet worden tijdens de uitvoering.
Niet iedereen mag een archeologische opgraving uitvoeren. Alleen daarvoor gecertificeerde bedrijven mogen dit doen. Toezicht op de handelingen die onder het certificaat vallen vindt jaarlijks plaats door speciale certificerende instellingen. De Inspectie voor Overheidsinformatie en Erfgoed houdt op haar beurt hier toezicht op.
U kunt op verschillende momenten advies vragen, bijvoorbeeld:
- Voordat de werkzaamheden beginnen, samen met de toezichthouder van de gemeente en eventuele andere betrokkenen. Voorafgaand aan de start van de werkzaamheden is een goed moment om gezamenlijk de voorschriften na te lopen. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de volgende zaken aan de orde komen:
- aandachtspunten ten aanzien van de archeologische monumentenzorg tijdens de uitvoering;
- toelichten van de afspraken vastgelegd in het archeologisch Programma van Eisen;
- (bouwkundig) advies van de RCE tijdens het bouwproces.
- U kunt de start van de werkzaamheden melden bij de RCE, of u kunt de RCE uitnodigen voor een startgesprek of een eerste bouwvergadering;
- Bij een noodzakelijke wijziging van de werkwijze, bijvoorbeeld door logistieke of technische belemmeringen;
- Bij onverwachte archeologische situaties zoals bijzondere vondsten, grote hoeveelheden vondsten of het ontbreken van vondsten;
- Na een geconstateerde afwijking van een verleende omgevingsvergunning.
Bij twijfel over archeologische zaken voorafgaand aan of tijdens de uitvoering kunt u altijd direct contact opnemen met de regioadviseur van de RCE. Deze adviseur is al betrokken in het traject voorafgaand aan de vergunningverlening en is op de hoogte van de afspraken.
De RCE adviseert uitsluitend over archeologische zaken en werkzaamheden die van invloed zijn op het archeologisch rijksmonument. Dit kan bijvoorbeeld gaan over:
- de aard, omvang, locatie en logistieke organisatie van de werkzaamheden;
- de werkwijze van het archeologisch onderzoek, in het veld en tijdens de uitwerking;
- de wijze van verzamelen, documentatie en registratie van archeologische vondsten en monsters;
- het wetenschappelijk en maatschappelijk bereik van het archeologisch onderzoek, zoals omgang met de vondsten ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, het uitnodigen van archeologisch specialisten in het veld bij bijzondere vondsten en het organiseren van een open dag voor omwonenden.
Veel van bovenstaande wordt van te voren vastgelegd in het archeologisch Programma van Eisen, dat als bijlage bij de omgevingsvergunning wordt gevoegd.
Nee, u bent in beginsel niet verplicht de RCE te informeren over de uitvoering. Een juiste uitvoering van de voorschriften van de omgevingsvergunning is echter belangrijk. Bij omvangrijke of meer op het bodemarchief ingrijpende projecten kan het nodig zijn dat naast het uitvoerend archeologisch bedrijf bijvoorbeeld ook de regioadviseur en een periodespecialist van de RCE op vaste momenten deelnemen aan het bouwoverleg. De afspraken hierover zijn van te voren vastgelegd in het archeologisch PvE en zijn dus onderdeel van de voorschriften van de vergunning.
Bij afwijking van activiteiten zoals vermeld in de omgevingsvergunning (dus het uitvoeren van andere activiteiten of op andere wijze dan waarvoor vergunning is verleend) moet de vergunning worden gewijzigd. Voor de wijziging van een omgevingsvergunning met betrekking tot een archeologische rijksmonumentenactiviteit geldt in beginsel dezelfde procedure als voor de initiële vergunning. Voor archeologisch vooronderzoek is dat de reguliere voorbereidingsprocedure en voor de overige archeologische rijksmonumentenactiviteiten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Bij beide adviseert de Minister van OCW (oftewel de RCE) op de aanvraag en moet de minister om instemming worden gevraagd.
Om het proces van uitvoering en eventuele wijziging van de omgevingsvergunning soepel te laten verlopen is het daarom raadzaam de RCE te informeren over de start en de voortgang van de werkzaamheden. Tijdens de uitvoering kunt u bijvoorbeeld de bouwverslagen of de archeologische dag- en weekrapporten doorsturen, zodat de RCE het bouwproces kan volgen.
Als de RCE op de hoogte is van de uitvoering en actuele informatie heeft, kan de regioadviseur adequater reageren op uw vraag. Ook heeft de RCE op deze manier de gelegenheid om zelf belangstelling kenbaar te maken voor een bezoek op locatie. Neem contact op met de regioadviseur van de RCE over de mogelijkheden.
Het directe aanspreekpunt is de regioadviseur van de RCE. Deze adviseur is betrokken in het traject voorafgaand aan de vergunningverlening en is op de hoogte van de afspraken. Met name bij urgente zaken zijn korte communicatielijnen met de betrokken regioadviseur belangrijk om het proces soepel te laten verlopen.
De RCE is bereikbaar via de Infodesk of het nummer (033) 421 7 456. Dit telefoonnummer is ook bereikbaar bij spoed. De Infodesk verbindt u door naar de betrokken regioadviseur of de waarnemend collega.
Voor een formeel advies van de RCE, start u een samenwerking via de samenwerkingsfunctionaliteit van het DSO. Start voor dit advies altijd een aparte samenwerking met de RCE en combineer deze niet met adviesvragen aan eventuele andere adviseurs. Deel hierin alleen de documenten die voor het advies van de RCE relevant zijn.
Vermeld hierbij als onderwerp ‘uitvoering vergunning rijksmonument’ en de volgende gegevens:
- rijksmonumentnummer(s)
- datum en kenmerk van het omgevingsvergunningbesluit
- een toelichting
- datum van overleg en/of adviestermijn.
Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent, handhaaft ook de naleving van de voorschriften van de vergunning. Dit is meestal de gemeente (artikel 18.2 lid 2 Omgevingswet).
Wanneer er geen (toereikende) omgevingsvergunning is verleend, terwijl er wel vergunningplichtige activiteiten worden verricht, handhaaft het bestuursorgaan dat bevoegd gezag zou zijn voor een enkelvoudige aanvraag om een omgevingsvergunning voor die activiteit. Dus bij bijvoorbeeld de illegale bouw van een schuur met kelder op en in een archeologisch rijksmonument, is de Minister van OCW, en in de praktijk de RCE, verantwoordelijk voor handhaving ten aanzien van de archeologische rijksmonumentenactiviteit. Voor de handhaving ten aanzien van de vergunningplicht voor de bouwactiviteit voor de schuur en kelder is de gemeente verantwoordelijk. Het is daarom van belang nauw samen te werken bij dergelijke handhavingszaken.
Daarnaast heeft de Minister van OCW een medehandhavingsbevoegdheid ten aanzien van het naleven van voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor een archeologische rijksmonumentenactiviteit (artikel 13.3 leden 1 onder g en 3 Omgevingsbesluit). De mede-handhavingsbevoegdheid geldt ook voor gevallen waarvan de RCE eerder in het traject heeft bepaald dat instemming niet nodig is. De mede-handhavingsbevoegdheid is geen verplichting. Beide bestuursorganen kunnen onderling afspraken maken wie feitelijk de handhaving doet. Meer informatie over handhaven kunt u vinden in de Strategie Handhaving van de RCE.
Het bestuursorgaan dat de omgevingsvergunning verleent, heeft verschillende handhavingsmogelijkheden: bestuursrechtelijk en strafrechtelijk. Sanctiemiddelen voor bestuursrechtelijke handhaving zijn: tijdelijk stilleggen, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete of intrekken van de vergunning.
Ook zijn er nog andere mogelijkheden tot interventie die kunnen worden ingezet voordat tot handhaven wordt overgegaan, zoals aanspreken, informeren, waarschuwen, bestuurlijk gesprek of verscherpt toezicht.
Daarnaast is in sommige gevallen ook strafrechtelijk optreden mogelijk. Buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) die hiertoe bevoegd zijn en die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een Proces Verbaal (PV) opmaken. Dit is de basis voor het verdere optreden van het Openbaar Ministerie, dat kan leiden tot sancties als een geldboete, een taakstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.
Voor het inzetten van deze middelen is goede afstemming met interne betrokkenen en partners nodig. Meer informatie over handhaven kunt u vinden in de Strategie Handhaving van de RCE.
Als u een afwijking van de verleende omgevingsvergunning constateert, moet er worden besloten over handhaven of legaliseren. U kunt de RCE om advies vragen over de gevolgen van de afwijking voor de archeologische waarde, de ernst van de afwijking, de mogelijkheden voor herstel, documentatie van de ontstane schade en het vastleggen van archeologische informatie die wel nog aanwezig is. Een advies ondersteunt u bij het maken van een keuze tussen legaliseren of handhaven. Bij het verrichten van activiteiten zonder de vereiste omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit stelt u de RCE zo spoedig mogelijk op de hoogte zodat de RCE als bevoegd gezag kan besluiten over handhaving of legalisatie.
Als u kiest voor het in gang zetten van de procedure voor het legaliseren van de verrichte activiteiten, volgt een nieuwe aanvraag om een omgevingsvergunning. U kunt advies aan de RCE vragen in het kader van vooroverleg en u vraagt vervolgens om formeel advies na ontvangst van de nieuwe aanvraag. Wijzigen van de voorschriften van een omgevingsvergunning kan ook ambtshalve wordt opgestart. Een ambtshalve besluit is een besluit dat het bevoegd gezag zelfstandig neemt, niet op aanvraag. Hierbij dienen dezelfde procedurestappen van advies, instemming en terinzagelegging te worden doorlopen als bij een aanvraagprocedure.
Kiest u voor handhaven dan volgt een juridisch traject. De gemeente pakt dit traject zelfstandig op, maar kan de RCE om advies vragen. Gezien de medehandhavingsbevoegdheid van de RCE bij voorschriften van de archeologische rijksmonumentenactiviteit is het van belang nauw samen te werken bij handhavingszaken.
Wanneer u constateert dat er vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden bij een archeologische rijksmonument zonder omgevingsvergunning is haast geboden! Neemt u dan direct telefonisch InfoDesk via (033) 421 7 456. U wordt dan zo snel mogelijk doorverbonden naar de betrokken regioadviseur.
Als er sprake is van illegale opgravingen (schatgraven) kan de gemeente contact leggen de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, zie ook vraag 13. De buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) maakt proces verbaal op en voert overleg met politie en OM over mogelijke vervolging. De kans dat de aangifte leidt tot daadwerkelijke opsporing en berechting wordt daardoor aanzienlijk vergroot. Op de website van de Inspectie staat hoe u contact legt.
Nee, de RCE heeft geen formele rol in een handhavingszaak van een ander bestuursorgaan.
Het is echter wel van belang samen te werken, want de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) heeft voor archeologische rijksmonumentenactiviteiten altijd een (mede)handhavingsbevoegdheid. Het is daarom belangrijk de handhavingsacties met elkaar af te stemmen.
U kunt de RCE ook om advies vragen, bijvoorbeeld over de gevolgen van de afwijking voor de archeologische waarde, de ernst van de afwijking, de mogelijkheden voor het herstel, documentatie van de ontstane schade en het vastleggen van archeologische informatie die wel nog aanwezig is. Een advies ondersteunt u bij het maken van een keuze met betrekking tot de vorm van handhaven.
Voor informeel advies over archeologische rijksmonumenten kunt u de RCE benaderen via de Infodesk of het nummer (033) 421 7 456. Dit telefoonnummer is ook bereikbaar bij spoed, u wordt zo snel mogelijk doorverbonden naar de betrokken regioadviseur.
Voor een formeel advies van de RCE, start u een samenwerking via de samenwerkingsfunctionaliteit van het DSO. Start voor dit advies altijd een aparte samenwerking met de RCE en combineer deze niet met adviesvragen aan eventuele andere adviseurs. Deel hierin alleen de documenten die voor het advies van de RCE relevant zijn.
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed heeft geen directe rol in het proces van omgevingsvergunningen, maar de inspectie kan in sommige situaties wel betrokken worden. De inspectie beschikt over buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s). Deze inspecteurs zijn bevoegd om (strafrechtelijk) handhavend op te treden tegen overtredingen van de Erfgoedwet voor zover het archeologische rijksmonumenten en het opgravingsverbod betreft. De BOA van de inspectie is bevoegd tot het stilleggen van illegale activiteiten, het opmaken van proces verbaal, het opsporen en zo nodig aanhouden van verdachten.
Gemeenten kunnen de Inspectie inschakelen als illegale opgravingen zijn geconstateerd. De BOA maakt een proces verbaal op en voert overleg met politie en OM over mogelijke vervolging. Dit vergroot de kans aanzienlijk dat de aangifte leidt tot daadwerkelijke opsporing en berechting. Op de website van de Inspectie staat hoe u contact legt.
Nee, het is niet verplicht de RCE te informeren na oplevering van de werkzaamheden. Zonder tegenbericht gaat de RCE ervan uit dat de werkzaamheden conform de omgevingsvergunning zijn uitgevoerd.