Advies voorafgaand aan een aanvraag omgevingsvergunning
Voordat een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit wordt ingediend, kan een initiatiefnemer (vaak de eigenaar van een archeologisch rijksmonument) contact zoeken met de gemeente of een omgevingsdienst met vragen over de voorgenomen plannen. Het is in dit voortraject mogelijk en ook zeer wenselijk om de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te benaderen voor advies. Dit kan zowel de gemeente als de initiatiefnemer doen.
Een eerste contact tussen de initiatiefnemer en de gemeente is hét moment om algemene informatie te geven over de mogelijkheden ter plaatse van een archeologisch rijksmonument. Betrek (indien aanwezig) de collega archeologie van de gemeente of de adviseur archeologie van bijvoorbeeld de omgevingsdienst of regio bij alle vormen van overleg over een archeologisch rijksmonument.
Overleg in een vroeg stadium is raadzaam, omdat het dan vaak nog mogelijk is om een (bodem)verstorend plan aan te passen, zodat het archeologisch rijksmonument in situ – Latijn voor ‘ter plaatse’ – kan worden behouden. Dit is bij rijksmonumenten het uitgangspunt. Vroegtijdig vooroverleg kan een gunstig effect hebben op de uitkomst en doorlooptijd van de vergunningprocedure en de kosten. Ook wordt het voor de initiatiefnemer inzichtelijk of archeologisch vooronderzoek nodig is en welke gegevens en stukken bij de vergunningaanvraag ingediend moeten worden om deze in behandeling te kunnen nemen.
Bekijk in onderstaande wegwijzer wanneer en hoe u de RCE kunt betrekken bij het voortraject.
Op de Kennisbank van de RCE is meer juridische informatie over de omgevingsvergunning te vinden.
Wegwijzer archeologische rijksmonumentenactiviteit - Advies voorafgaand aan een aanvraag omgevingsvergunning
Een rijksmonumentenactiviteit volgens de Omgevingswet is een activiteit waarbij een (voorbeschermd) rijksmonument gesloopt, verstoord, verplaatst of gewijzigd wordt. Ook het herstellen of gebruiken van een rijksmonument, waarbij het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, valt hieronder (Bijlage bij artikel 1.1 Omgevingswet onder A. Begrippen).
In al deze gevallen is een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit nodig (artikel 5.1 lid 1 onder b Omgevingswet). Het kan bijvoorbeeld gaan om grondwerkzaamheden op natuurterreinen en in agrarisch gebied, bouw-, sloop- of inrichtingswerkzaamheden, het aanleggen of onderhouden van infrastructurele werken zoals (spoor)wegen, tunnels, viaducten, rioleringen, kabels en leidingen, het planten of verwijderen van diepwortelende bomen en struiken, het dempen of graven van waterlopen en het veranderen van de grondwaterstand. Maar het kan ook gaan om vraaggericht wetenschappelijk veldonderzoek waarmee lacunes in de kennis over ons verleden worden opgevuld en om onderzoek naar de fysieke kwaliteit van het archeologisch monument.
Stem bij twijfel altijd af met de collega archeologie, de adviseur archeologie van de omgevingsdienst of regio of de regioadviseur van de RCE.
Een archeologisch rijksmonument is een terrein dat deel uitmaakt van het cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen (artikel 1.1 Erfgoedwet), dat is ingeschreven in het Rijksmonumentenregister.
Het is verboden om een rijksmonument (of een voorbeschermd rijksmonument) te beschadigen of te vernielen (artikel 13.12 Besluit activiteiten leefomgeving), of zonder vergunning te verstoren, slopen, verplaatsen, herstellen, gebruiken ontsieren of anderszins in gevaar te brengen (artikel 5.1 lid 1 onder b Omgevingswet). Ter informatie: De instandhoudingsverplichting (artikel 13.12 onder b Besluit activiteiten leefomgeving) geldt alleen voor gebouwde monumenten, niet voor archeologische monumenten.
Voorbeschermde rijksmonumenten zijn (archeologische) monumenten die nog niet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven, maar waarvoor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd. Hiervoor gelden in principe dezelfde beschermende regels als voor al ingeschreven rijksmonumenten (voor definitie zie Bijlage bij artikel 1.1 Omgevingswet onder A. Begrippen).
Wanneer de initiatiefnemer uitsluitend een omgevingsvergunning aanvraagt voor een of meer rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch rijksmonument (dus niet in combinatie met een andere activiteit zoals bijvoorbeeld bouw of kap), dan besluit de Minister van OCW op de aanvraag (artikel 4.13 Omgevingsbesluit). De RCE voert deze rol in de praktijk uit.
Wanneer de initiatiefnemer een omgevingsvergunning aanvraagt voor meerdere activiteiten, waarvan één een rijksmonumentenactiviteit is met betrekking tot een archeologisch rijksmonument, dan besluit het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag (artikel 5.12 lid 2 Omgevingswet). De gemeente moet de RCE hierbij wel om advies en instemming vragen (artikel 4.32 Omgevingsbesluit).
Als een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch rijksmonument is in alle gevallen advies (over de aanvraag) én instemming (met het voorgenomen besluit) nodig van de Minister van OCW. In de praktijk voert de RCE deze taken uit namens de Minister van OCW.
Uitzondering op het instemmingsrecht betreft projectbesluiten van een andere minister. Dan heeft de Minister van OCW wel adviesrecht, maar geen instemmingsrecht. Bij omgevingsvergunningen die worden verleend door een andere minister heeft de Minister van OCW wel adviesrecht en instemmingsrecht.
U kunt de RCE op meerdere momenten om een advies vragen, bij voorkeur zo vroeg mogelijk in het traject. Dat kan bijvoorbeeld bij het eerste contact met een initiatiefnemer, bij een georganiseerde omgevingstafel of bij een officiële intake of vooroverleg. Voor advies in het voortraject hoeft het plan nog niet tot in detail te zijn uitgewerkt. Advies in de eerste fase van planvorming kan waardevol zijn om de haalbaarheid van het plan te verbeteren. Het advies wordt afgestemd op uw vraag en de informatie die u aanlevert. Het advies van de RCE kan inspireren en ondersteunt u en de initiatiefnemer bij het zorgvuldig omgaan met een archeologisch rijksmonument, op weg naar een eerste schetsplan en een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Vormen van advies in het voortraject
Een gemeente of omgevingsdienst kan de RCE in het voortraject op verschillende manieren betrekken:
- laagdrempelige informatie-uitwisseling met de regioadviseur via telefoon of e-mail;
- bij min of meer concrete plannen is mondeling overleg ter plaatse van het archeologisch monument met de regioadviseur, de initiatiefnemer en de gemeente mogelijk;
- een schriftelijk advies op verzoek van een gemeente;
- op verzoek van de gemeente kan de regioadviseur (digitaal) aanschuiven bij een overleg, zoals een omgevingstafel van de gemeente (integraal ambtelijk overleg over een plan met ruimtelijke impact) of het (bouw)planoverleg van het Steunpunt Cultureel Erfgoed. Dit is voornamelijk in de procedures voor gebouwde monumenten gebruikelijk, maar kan bij complexe initiatieven ook bij archeologische monumenten worden ingezet.
De RCE adviseert over de wijze waarop er met het archeologisch rijksmonument moet worden omgegaan bij alle (voorgenomen) werkzaamheden of vormen van gebruik die een archeologisch rijksmonument mogelijk kunnen aantasten.
Het kan bijvoorbeeld gaan om grondwerkzaamheden op natuurterreinen en in agrarisch gebied, bouw-, sloop- en inrichtingswerkzaamheden, het aanleggen of onderhouden van infrastructurele werken zoals (spoor)wegen, tunnels, viaducten, rioleringen, kabels en leidingen, het planten of verwijderen van bomen en struiken, het dempen of graven van waterlopen en het veranderen van de grondwaterstand. Maar ook om vraaggericht wetenschappelijk veldonderzoek waarmee lacunes in de kennis over ons verleden worden opgevuld en onderzoek naar de fysieke kwaliteit van het archeologisch monument. Stem bij twijfel altijd af met de collega archeologie, de adviseur archeologie van de omgevingsdienst of regio of de regioadviseur van de RCE.
De uitgangspunten en het afwegingskader met betrekking tot advisering bij archeologische rijksmonumenten zijn vastgelegd in de Beleidsregel toepassen beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning archeologische rijksmonumentenactiviteit.
Wat is de Beleidsregel toepassen beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning archeologische rijksmonumentenactiviteit?
In deze beleidsregel is aangegeven hoe de RCE namens de Minister van OCW aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument beoordeelt. Hierin is uiteengezet wat de reikwijdte van de vergunningplicht is, hoe een vergunningaanvraag wordt beoordeeld en tot welk besluit dat in de regel leidt. Uitgangspunt bij het beoordelen van vergunningaanvragen is het behoud van het archeologische monument in situ (Latijn voor ‘ter plaatse’). Het opgestelde beoordelingskader is daarbij leidend en waarborgt een consistente en transparante werkwijze van de RCE. Vergunningaanvragen worden altijd op zichzelf beoordeeld: wat voor het ene archeologische monument geldt, geldt niet zonder meer voor het andere. De beoordeling van een vergunningaanvraag is en blijft daardoor maatwerk.
Indien een initiatiefnemer zich meldt met plannen met betrekking tot een archeologisch rijksmonument, adviseert de RCE de volgende stappen:
- Controleer in het Rijksmonumentenregister wat de omvang en aard van het archeologisch rijksmonument is;
- Stel de regioadviseur van de RCE op de hoogte en vraag indien gewenst om aanvullende informatie met betrekking tot het archeologisch rijksmonument. Ga na of er een besluit over de vrijstelling van de vergunningplicht geldt aangaande het desbetreffende rijksmonument. Daarin staat welke grondwerkzaamheden tot welke diepte (in centimeters onder het maaiveld) mogelijk zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan;
- Betrek (indien aanwezig) de collega archeologie van de gemeente of adviseur archeologie van de omgevingsdienst of regio;
- Maak een afspraak met de initiatiefnemer en deel algemene informatie die relevant is voor het uitwerken van het plan, zoals bijvoorbeeld:
- Beschrijving van de aard en omvang van het archeologisch rijksmonument uit het Rijksmonumentenregister, de aanvullende informatie die de regioadviseur van de RCE kan aanleveren en indien aanwezig het besluit over de vrijstelling van de vergunningplicht aangaande het desbetreffende rijksmonument. Daarin staat welke grondwerkzaamheden tot welke diepte (in centimeters onder het maaiveld) zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan;
- De Beleidsregel toepassen beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning archeologische rijksmonumentenactiviteit;
- Informatie over andere erfgoedwaarden in de directe omgeving die relevant zijn voor de opgave, bijvoorbeeld andere archeologische vindplaatsen en (gebouwde) rijksmonumenten in de omgeving, een beschermd stads- of dorpsgezicht, een molenbiotoop of een beschermd cultuurlandschap. Deze informatie is bijvoorbeeld te vinden op gemeentelijke erfgoedkaarten zoals een archeologische verwachtingskaart of een cultuurhistorische waardenkaart. Deze kaarten zijn ook te vinden in het overzicht van bronnen en kaarten op de website van de RCE;
- Informatie in de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de procedure van een omgevingsvergunning voor een archeologische rijksmonumentenactiviteit . Op de Kennisbank van de RCE is meer juridische informatie over de omgevingsvergunning te vinden;
- Algemene informatie over de uitvoering van archeologisch onderzoek.
Wat is een vrijstelling vergunningplicht?
Grondbewerking leidt niet bij alle archeologische monumenten tot een verstoring van het bodemarchief. Om onnodige vergunningprocedures te voorkomen is door de RCE voor elk archeologisch rijksmonument bij besluit vastgesteld welke grondwerkzaamheden tot welke diepte (in centimeters onder het maaiveld) zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan (artikel 5.2 lid 2 Omgevingswet). Voor zichtbare archeologische rijksmonumenten waarbij de archeologische resten op of direct onder het maaiveld liggen, zoals bij grafheuvels bijvoorbeeld, is het niet mogelijk vrijstelling voor ondiepe grondwerkzaamheden te geven. Welke vrijstellingsdiepte voor het rijksmonument is vastgesteld, kan opgevraagd worden bij de regioadviseur van de RCE via de Infodesk onder vermelding van het rijksmonumentnummer.
Wanneer een plan nog niet tot in detail is uitgewerkt, is ook het advies van de RCE globaal. De regioadviseur kan aangeven of het plan in beginsel haalbaar is, of dat er een omgevingsvergunning rijksmonumentenactiviteit nodig is. Ook kan de regioadviseur aangeven welke acties en documenten noodzakelijk zijn om de aanvraag voor een omgevingsvergunning in behandeling te kunnen nemen, bijvoorbeeld het laten opstellen van een Programma van Eisen (PvE) voor een archeologisch onderzoek, en met welke voorwaarden rekening gehouden moet worden, bijvoorbeeld met betrekking tot de locatie en maximale diepte, omvang en aard van een fundering. Het advies van de regioadviseur in deze fase betreft vooroverleg en vervangt niet het advies- en instemmingsrecht van de Minister van OCW tijdens de officiële vergunningprocedure.
Voor informatie over de procedure tijdens de officiële omgevingsvergunningaanvraag, bekijkt u advies na een aanvraag omgevingsvergunning.
Op basis van het vooroverleg met de regioadviseur van de RCE is het mogelijk de initiatiefnemer te adviseren over de vervolgstappen:
- Plan verder uitwerken en eventueel wijzigen;
- Plan checken aan vergunningplicht en aanvraagvereisten;
- Indien noodzakelijk archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren.
De initiatiefnemer maakt zelf een keuze over de vervolgstappen.
In het voortraject is niet altijd direct alle informatie beschikbaar. Dat is niet erg. Advies in de eerste fase van planvorming kan waardevol om de haalbaarheid van het plan te bepalen. Lever alle stukken aan die op dat moment beschikbaar zijn. Het gaat om informatie die onder andere de opgave, de noodzakelijkheid van de ingreep, de benodigde werkzaamheden en de locatie, omvang en diepte van de ingreep verduidelijken. Wat wil men waar doen en waarom?
a. Voorbeelden van benodigde informatie
Voor de beoordeling van de aanvraag is het relevant waarom deze ingreep in deze vorm noodzakelijk is. Informatie hierover is belangrijk.
Bij archeologische rijksmonumenten is het altijd van belang op welke wijze en waar de bodem verstoord wordt door de werkzaamheden. Dit betreft, naast de vergunningplichtige werkzaamheden zelf, ook de voorbereiding daarvan en de logistiek eromheen, zoals het bouwrijp maken van het terrein, het plaatsen van damwanden, de inrichting van een tijdelijk ketenpark, de aanleg van een tijdelijke bouwweg, het plaatsen van een gronddepot, het tijdelijk verlagen van het grondwaterpeil, aansluiting op de riolering en het glasvezelnet etc.
In het geval van bouwwerkzaamheden is het belangrijk of er een kelder of kruipruimte aangelegd wordt of niet. Hoe diep en op welke wijze wordt de fundering geplaatst? Wordt er geheid en wat is de beoogde afstand tussen de palen?
In het geval van infrastructurele werkzaamheden is het van belang of er binnen al bestaande kaders als een kabelbed en rioolsleuf wordt gewerkt of dat er buiten bestaande ingravingen wordt gegraven.
In het geval van grondwerkzaamheden op natuurterreinen of in agrarisch gebied is het van belang aan te geven waar er gewerkt wordt, welke ingrepen in de bodem plaatsvinden, hoe deze zullen worden uitgevoerd en of het bestaande reliëf in het terrein wordt veranderd.
Informatie over grondwerkzaamheden die in het verleden op het archeologisch monument hebben plaatsgevonden is ook belangrijk.
Rapporten van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek kunnen belangrijke informatie bevatten. Indien al duidelijk is dat er archeologisch onderzoek zal worden uitgevoerd, kan er al een (concept) archeologisch Programma van Eisen worden opgesteld en toegevoegd bij de aanvraag.
b. Voorbeelden van benodigde stukken
- Omschrijving van de aard, omvang en diepte van de ingreep;
- Kadastrale kaart met de exacte locatie en omvang van de ingreep;
- Doorsnedetekeningen met de exacte locatie, omvang en diepte van de afzonderlijke ingrepen ten opzichte van het maaiveld;
- Overzichtsfoto’s van de bestaande situatie en plantekeningen van de nieuwe toestand;
- Hoge resolutie sonaropnamen van de waterbodem;
- Funderingstekeningen;
- Bestektekeningen en werkomschrijvingen;
- Toelichting op de noodzaak van de ingreep;
- Archeologische rapporten en Programma van Eisen.
Voor informeel advies over archeologische rijksmonumenten (als er nog geen omgevingsvergunningaanvraag is gedaan) benadert u de RCE via de Infodesk.
Voor een formeel advies van de RCE, start u een samenwerking via de samenwerkingsfunctionaliteit van het DSO. Start voor dit advies altijd een aparte samenwerking met de RCE en combineer deze niet met adviesvragen aan eventuele andere adviseurs. Deel hierin alleen de documenten die voor het advies van de RCE relevant zijn.
Nee, het is niet verplicht advies te vragen voordat de omgevingsvergunning is ingediend, maar het is wel raadzaam om voordat de omgevingsvergunningaanvraag officieel wordt ingediend vooroverleg te voeren met de RCE over de opgave en de voorgenomen ingreep.
Om misverstanden en teleurstellingen te voorkomen is het raadzaam bij voorgenomen activiteiten op en rond een archeologisch rijksmonument contact te leggen met de RCE. In een vroeg stadium van de planvorming is het vaak nog mogelijk om een (bodem)verstorend plan aan te passen ter behoud van het archeologisch rijksmonument. Dit kan een gunstig effect hebben op de uitkomst en doorlooptijd van de vergunningprocedure en de kosten die hiermee gemoeid zijn. Ook wordt het voor de initiatiefnemer vroegtijdig inzichtelijk of archeologisch vooronderzoek nodig is en welke gegevens en stukken bij de vergunningaanvraag ingediend moeten worden om deze in behandeling te kunnen nemen. Na overleg in het voortraject (vooroverleg) kan ook blijken dat de activiteiten niet vergunningplichtig zijn en dat het daarom niet noodzakelijk is om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit aan te vragen.
Nee, advies in het voortraject of vooroverleg vervangt niet het advies- en instemmingsrecht van de Minister van OCW in de officiële vergunningprocedure.