Vrouwen in de Rijkscollectie
Onderzoek
Van de circa 122.000 objecten uit de Rijkscollectie zijn 8.955 werken van 980 vrouwelijke kunstenaars, tegenover 84.039 van 7.777 mannen. Dat is 7% tegenover 70%, het restant van 23% moet nog worden uitgezocht. Het onderzoek naar het aantal vrouwelijke kunstenaars in de Rijkscollectie is gestart in het najaar van 2021. Aan de hand van de nieuwe data is vervolgonderzoek naar de verhalen van deze 980 vrouwelijke kunstenaars mogelijk. Het doel is om de tot op heden onbekende verhalen van deze kunstenaars bekend te maken, en meer inzicht te krijgen in het aandeel dat vrouwelijke kunstenaars hebben gehad in de kunstgeschiedenis.
Weblog
In de weblog ‘Vrouwen in de Rijkscollectie: onbekende verhalen en bijzondere vrouwen’ wordt het lopende onderzoek naar vrouwen in de Rijkscollectie RCE toegelicht met voorbeelden van bijzondere verhalen. Tevens is hier een overzicht te vinden van recente tentoonstellingen bij bruikleennemers die aandacht besteed hebben aan vrouwelijke kunstenaars.
In de vitrines hebben we geprobeerd de veelzijdigheid van het werk van vrouwen uit de collectie laten zien door middel van materialen, technieken, uitdrukkingsvormen en door het werk uit verschillende periodes te laten zien.
Vitrine 1: Vrouwenportretten in glas en marmer
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Cornélie Caroline van Asch van Wijck (1900-1932) | Vrouwenkop | 1930 | AA2878 |
Deze vrouwenkop van glas is vervaardigd twee jaar voor de dood van de jonggestorven kunstenares Cornélie Caroline van Asch van Wijck, die in 1932 in het kraambed van haar eerste kind stierf. Van Asch van Wijck was een dochter van jonkheer Hubert Willem van Asch van Wijck en Wilhelmina Philippina gravin van Limburg Stirum. Van Asch van Wijck studeerde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten en kreeg les van Toon Dupuis. Het kleine oeuvre dat ze naliet bestaat naast enkele gevoelig realistische bronzen mensfiguren, vooral uit langgerekte en gestileerde vrouwenkoppen en maskers in glas en aardewerk.
Deze sculptuur ‘Vrouwenkop’ is een versie van het werk ‘Masker’ (1929) waarmee Van Asch van Wijck in 1930 de gouden medaille won op de wereldtentoonstelling in Antwerpen, en dat tevens haar doorbraak betekende.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Gerharda Johanna Wilhelmina Rueb (1885-1972) | Vrouwenbuste | circa 1917-1935 | AB3284 |
De Brabantse beeldhouwster Gra Rueb is een zeer gewaardeerd kunstenares, wat blijkt uit de vele opdrachten, prijzen en onderscheidingen die Rueb kreeg gedurende haar actieve jaren. Rueb maakte voornamelijk portretbustes, reliëfs voor gebouwen en schepen, penningen, plaquettes en later ook dierplastieken. Haar stijl is figuratief en naturalistisch hoewel ze soms ook meer gestileerd werk maakte. Ze werkte het liefst met hout, maar ook met cement, gips, brons en steen.
Deze portretbuste toont een vrouw met gesloten ogen, geopende mond en lang haar, is vervaardigd uit marmer en weegt maar liefst 100 kg.
Over dit werk is een weblog op onze website geschreven: Gra (G.J.W.) Rueb, Vrouwenbuste, 1920.
Vitrine 2: Keramiek van Vilma Henkelman (1944-2023)
Deze vitrine toont drie werken van de Rotterdamse kunstenares Vilma Henkelman, die als autodidact haar loopbaan begon met het maken van bloempotten (in de zomer) en fotograferen (in de winter). Haar reizen naar Zuid-Afrika en de toenmalige Sovjet-Unie in de jaren 1972-1974 en vooral naar de Verenigde Staten in 1980 hadden grote invloed op haar werk dat voor een groot deel bestaat uit keramische “potten”. Henkelman spreekt niet van potten, maar van kleisculpturen. Haar lievelingsvorm is de vaas, want met een voet, buik en hals de oervorm van de mens. Haar lievelingsmateriaal is klei, want klei leeft, klei is vruchtbaar. ‘Ik ben klei’, zei ze eens.
De Rijksdienst heeft 104 kleisculpturen van Henkelman in de collectie, het merendeel verworven via de BKR, de Beeldende Kunstenaarsregeling. Daarnaast deed de Dienst ook zelf aankopen bij haar, in 1982 (voor een reizende tentoonstelling), 1985 en 1988. Ze worden allemaal gekenmerkt door durf en subtiliteit, drift en beheersing. En zoals een recensent eens zei over haar werk: ‘Iedere vorm is een gebeurtenis.’
Over dit werk is een weblog op onze website geschreven: Vilma Henkelman, Pot, 1981.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Vilma Henkelman | Pot (1981) | 1981 | BK95042 |
Vilma Henkelman | Pot met x Dr. Bruin | 1981 | BK95037 |
Vilma Henkelman | Plastiek wit | 1982 | BK98058 |
Vitrine 3: Keramiek van Frieda Koch (1923-1995)
De uit Bussum afkomstige kunstenares Frieda Koch werkte als keramiekkunstenares. In het eerste oorlogsjaar streek zij neer in Amsterdam voor haar opleiding aan de Kunstnijverheidschool. Ze was enige tijd gehuwd met Bert Schierbeek, maar had ook een liefde voor Lucebert die haar schalen en potten beschilderde die zij dan bakte in twee grote bakovens op haar zolderverdieping in de Amsterdamse binnenstad. Verschillende klei- en glazuursoorten door elkaar gebruiken hoort tot de specialiteit van Frieda Koch.
Bij deze toren gebruikte zij gele klei die na het eerste bakproces een oranjerood biscuit oplevert dat met een bepaald soort glazuur uiteindelijk grijs-wit aardewerk wordt.
Over dit werk is een weblog op onze website geschreven: Liefde voor klei.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Frieda Koch | Bouw I | 1981 | BK91581 |
Frieda Koch | Bouw | 1980 | BK76039 |
Frieda Koch | Bouw | 1980 | BK76038 |
Vitrine 4: Houten objecten van Maria van Kesteren (1933-2020)
De in Leiden geboren Nederlandse kunstenares Maria van Kesteren wordt gezien als het moderne boegbeeld van het houtdraaien. Ironisch genoeg hield Van Kesteren helemaal niet van hout als medium vanwege de kleur en de structuur, dat volgens haar afleidde van de vorm die zij wilde maken. Daarbij liet ze zich ook nog beperken door de techniek: een houtdraaier ontkomt namelijk niet aan de cirkel.
Ruim veertig jaar lang ontwikkelde Van Kesteren binnen deze functionele beperking toch steeds nieuwe varianten. Aanvankelijk werd gebruik gemaakt van tropisch hout voordat alleen Nederlandse houtsoorten als linde, esdoorn en iep werden verkozen. Waarbij eerder werk uit het oeuvre van Van Kesteren nog duidelijke houtnerven tonen, zijn latere werken voorzien van een verflaag in stemmige kleuren als staalgrijs, gitzwart of okergeel. Als resultaat is het hout dat gebruikt werd nog nauwelijks te herkennen.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Maria van Kesteren | No. 22 variatie op ringvorm (object) | 1984 | K85073 |
Maria van Kesteren | Theepot met houten tea-cosy | 1987 | K87087-A-C |
Maria van Kesteren | Doos nr. 13 (platte cylinder) (object) | 1984 | K85074 |
Vitrine 5: Porselein van Mieke Blits (1949-)
De hedendaagse kunstenares Mieke Blits werkt al ruim vijftig jaar als keramiste in Amsterdam, waar zij tevens is opgegroeid. In 1971 studeerde Blits af aan de Rietveld Academie in Amsterdam, en heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een vrije ontwerper waarbij ze keramiek gebruikt om objecten te creëren met een gestroomlijnde eenvoudige vorm en functie.
Waarbij voor eerdere werken veelal een mal gebruikt werd, zijn latere werken vooral met de hand gegoten. De vormen zijn vaak eenvoudig en tegelijkertijd speels en krachtig. Bovendien zijn kleur en kleurencombinaties erg belangrijk om de ingetogen vormen te accentueren.
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Mieke Blits | Vouwvaas nr.2. 1985 | 1985 | K85892 |
Vaas van gevouwen geglazuurde aardwerken plaat met witte en pastelkleurige strepen
Vervaardiger | Titel | Datering | Identificatie |
---|---|---|---|
Mieke Blits | Vouwvaas nr.1 | 1985 | K85891 |
Vaas van gevouwen geglazuurde aardewerken plaat met zwarte en witte lengtestrepen.