Vrijheid

Het wantrouwen van de kritische onderstroom in de gevestigde orde leidt tot een ver doorgevoerde democratisering van de samenleving en een hevige opschudding van de sociale instituties. Hoe we ons als individu tot de gemeenschap verhouden, wordt niet langer bepaald door de codes van de sociaal-culturele zuilen. Sterker nog, de rollen worden omgedraaid. Voortaan is het bevrijde individu de maat van alle dingen.

Individualisering

Het bevrijde individu uit de jaren zestig gaat terug op Homo ludens (1938) van cultuurhistoricus Johan Huizinga. In de jaren zestig wordt Huizinga’s spelende mens omarmd door de creatieve elite. Kunstenaar Constant Nieuwenhuijs werkt aan zijn project New Babylon, de toekomstige stad waarin de spelende mens zich in alle vrijheid kan ontplooien. In de realiteit van de jaren zestig en zeventig wordt de individuele vrijheid op allerlei gebied steeds groter. De ultieme consequentie van de toenemende individualisering is het uitroepen van het ‘Ik-tijdperk’ door het tijdschrift Haagse Post (ontleend aan het essay ‘The “Me’ Decade’ in New York Magazine, 1976). Een tijdperk waarin de individuele vrijheid heilig wordt verklaard en doorslaat naar een hedonistische yuppencultuur. De yuppen zorgen voor gentrificatie van de binnensteden; de Amsterdamse Jordaan ontwikkelt zich tot een gewilde woonbuurt en oude pakhuizen worden getransformeerd naar luxe-appartementen. Op het politieke en economische vlak leidt het maximaliseren van de vrijheid tot neoliberalisme, met als grote voorbeeld het Verenigd Koninkrijk onder premier Thatcher en de VS onder president Reagan.

Democratisering en emancipatie

Ruimte om te experimenteren ontstaat in een maatschappij die minder dan voorheen wordt bepaald door hiërarchische structuren. Democratisering sijpelt overal in door. Overheden zoeken toenadering tot de burger, bijvoorbeeld door ze inspraak te geven in de stadsvernieuwing en hun diensten in uitnodigende en laagdrempelige gebouwen onder te brengen. Kerkgenootschappen gaan over tot zelfreflectie, want door toenemende secularisering is voor velen de kerk niet langer het vanzelfsprekende middelpunt van de samenleving. De grote denominaties bezinnen zich op een nieuwe, meer dienende rol. De kleine denominaties – waaronder de islam - emanciperen zich juist. Het leidt tot de bouw van zowel onopvallende kerken als nieuwe typen van gebedshuizen.

Voor grote maatschappelijke groepen die tot de jaren zestig niet als gelijken werden gezien, zoals vrouwen en jongeren, betekenen democratisering en emancipatie een bevrijding uit het keurslijf van dogma’s en tradities. Jongeren worden voor het eerst als een volwaardige maatschappelijke groep gezien. Ze hebben de naoorlogse demografie mee, want door de stijgende welvaart is de jonge populatie groot. De gezagsverhoudingen binnen het gezin veranderen. Jongeren verlaten vroeg het ouderlijk huis (om zich van hun ouders te kunnen bevrijden). Aangezien de woningnood nog steeds ongekend groot is, zijn ze vaak aangewezen op kraken. Jongerenhuisvesting wordt daarom een speerpunt in het woonbeleid.

Sex, drugs and rock ‘n’ roll

Jongeren vormen geen homogene groep, maar onderscheiden zich in subculturen, die aan muziekgenres zijn gerelateerd. Hippies luisteren naar protestsongs en psychedelische rock, nihilisten trappen met punk tegen heilige huisjes en dansliefhebbers gaan in het weekend los op disco en house. De muziekgenres worden dusdanig belangrijk dat een circuit van alternatieve poppodia ontstaat. Het voorbeeld van het Amerikaanse Woodstock Music & Art Fair krijgt in Nederland navolging met het drie dagen durend Holland Popfestival in het Kralingse Bos. Een deel van de line-up van Woodstock speelt ook in Rotterdam. Het popfestival wordt legendarisch. Niet alleen vanwege de muziek, maar ook door de vrije seksuele moraal en het openlijk gebruik van hasj en marihuana.

De introductie van de pil brengt de seksuele revolutie op gang, waardoor vrouwen grotere seksuele vrijheid krijgen en het taboe op seks als lustbeleving verdwijnt. Provo grijpt de gelegenheid aan om voor ‘vrije liefde en volledige amorele promiscuïteit’ te pleiten, want seks draagt bij aan de ontplooiing van het individu, aldus Provo. Door de seksuele revolutie kunnen homo’s, lesbo’s en andere ‘seksuele minderheden’ voortaan op grotere acceptatie rekenen.

Het gedoogbeleid voor softdrugs staat het bezit van kleine hoeveelheden cannabis toe. Vanaf 1972 opent de een na de andere coffeeshop. In datzelfde jaar overspoelt de harddrug heroïne de markt. Heroïnegebruik is illegaal en alleen te koop bij de ‘afhaalchinees’ in het Amsterdamse Chinatown. In de jaren zeventig wordt heroïnegebruik een groot probleem. De grote steden krijgen te maken met grote groepen heroïneverslaafden die zich concentreren op plekken zoals de Amsterdamse Zeedijk en de expeditiestraat onder het Utrechtse Hoog-Catharijne die als junkentunnel bekend komt te staan.

Alternatieve samenlevingsvormen

In de jaren zestig en zeventig ontstaat een pluriforme samenleving met verschillende groeperingen, elk met eigen opvattingen en gedragscodes. Want ondanks de toenemende individualisering blijft de hang naar het collectief bestaan. De maatschappij is opnieuw geconfigureerd. Het gezin geldt niet langer als hoeksteen van de samenleving. Er komen alternatieve samenlevingsvormen en eenpersoonshuishoudens worden als volwaardige woonvorm beschouwd. Niet alleen voor jongeren, maar ook voor ‘oudere jongeren’, BOM-moeders en gescheiden mensen, want nog nooit was het aantal echtscheidingen zo hoog als na de invoering van de Echtscheidingswet in 1971. In 1975 maakt de staatssecretaris van Volkshuisvesting geld vrij voor de realisatie van HAT-eenheden, dat wil zeggen huisvesting voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. Niet alleen de huishoudens, maar ook de samenleving verandert. Door de komst van arbeidsmigranten en ex-rijksgenoten ontwikkelt zich vooral in de negentiende-eeuwse wijken van de grote steden een multiculturele samenleving.

Zwart-wit groepsfoto vrouwelijke bouwvakkers.
Beeld: ©Wikimedia Commons / Rob Croes/Anefo, CC0
Vrouwelijke bouwvakkers verbouwen pand tot woonruimte voor woongroep als experiment op gebied volkshuisvesting, 1987.

Humane architectuur en stedenbouw

De inhoudelijke discussie in het veld van architectuur en stedenbouw vermaatschappelijkt. Architecten en bouwkundestudenten trekken als opbouwwerkers de wijk in waar ze met bewoners vormgeven aan de stadsvernieuwing. Publieke gebouwen en de openbare ruimte krijgen een sociale betekenis, namelijk als de geënsceneerde ruimte voor de ontmoeting. Of het nu het stadhuis van de hoofdstad betreft of een woonerf in een groeikern. Architecten laten het personaliseren van de woning en de werkplek over aan de eindgebruiker. Tijdschrift VT-wonen en het Woonmagazine van de Telegraaf schrijven niet voor wat ‘goed wonen’ is, maar geven tips en ideeën om de individuele creativiteit van de woonconsument te prikkelen. Eind jaren zeventig verschijnen de eerste televisieprogramma’s over woninginterieurs. Doe-het-zelven wordt immens populair en leidt tot de stormachtige opkomst van de bouwmarkt.

Tijdlijn Vrijheid

Post 65 objecten: Vrijheid

Complex met studenten- en jongerenwoningen in Leeuwarden

Tekst volgt

Gran Vista

Tekst volgt

Jongerenhuisvesting Kruisplein in Rotterdam

Tekst volgt

Stopera in Amsterdam

Tekst volgt